Romeinen 11:13-21 (14-5-2023) Vrees de Heere
In onze vorige studie in Romeinen 11 hebben we gekeken naar v1-12, waarin we zagen dat God Zijn trouwe genade bewijst aan ons. We zagen door de tijd heen dat Zijn genade niet veranderd en dat Hij die blijft bewijzen naar Zijn volk; wat een blauwdruk is voor Zijn omgang met de kerk.
- Vanochtend pakken we de studie op vanaf v13, waarin we zien ‘Vrees de Heere’.
v13-15 Mensen jaloers maken richting Jezus
De hele Romeinen brief gaat over rechtvaardiging; recht voor God kunnen staan. Paulus heeft laten zien (H1-3) dat niemand dat zelf kan en dat we allemaal geloof in Jezus Christus nodig hebben (H4-5). Geloof redt, omdat het geloof in Jezus is, de Enige Die kan redden.
- Vanaf het moment dat iemand gelooft, gaat God aan de slag om je te veranderen (H6-8). Hij wil dat je meer op Jezus gaat lijken in woord en daad, wat het ‘heiligingsproces’ genoemd wordt. Dit is het dagelijkse proces waar we als christenen in zitten; niet altijd leuk, wel nodig.
Paulus spreekt in H9-11 specifiek tegen de Joden, om hen te laten zien dat God niet veranderd is. Hij is bezig om vanuit het OT te laten zien dat God Dezelfde is en dat Hij nog steeds Zijn volk wil redden. Ook de manier van redding is altijd al zo geweest; Hij is niet veranderd.
- In Romeinen 11:1-12 heeft Paulus laten zien dat God altijd al trouw is geweest en dat dat daarmee onveranderlijke waarheid is. Hij is en blijft de God van Israël, Hij heeft nog steeds een plan met hen.
Nu, v13, spreekt Paulus weer direct tegen de heidenen. In het Joodse denken waren er 2 groepen mensen: 1) de Joden, 2) de niet-Joden/heidenen. Alles dat niet-Jood was, was een heiden. Daarmee heeft Paulus het dus tegen het grootste deel van de wereld, maar ook een groeiende groep in de kerk.
- Steeds meer heidenen kwamen tot geloof, steeds meer niet-Joden moesten leren over God en Zijn onveranderlijke plan met Israël. Paulus wil dat alle christenen weten Wie God is, wat Zijn hart en karakter is. Daarom spreekt hij hier heel specifiek tegen Jood én heiden. Beide moesten leren over 'vrees de Heere'.
In v13-14 zien we Paulus’ hart; hij heeft een bediening van God gekregen richting de heidenen. Paulus ging vaak éérst naar de Joden, maar daarna zeker ook naar de heidenen. Hij wilde dat állen tot bekering kwamen, dat állen tot geloof kwamen.
- Paulus’ hart was dat de heidenen tot geloof kwamen, “om daardoor zo mogelijk mijn verwanten wat betreft het vlees tot jaloersheid te verwekken” (v14) Paulus diende trouw, hij maakte zijn “bediening heerlijk” (v13); zijn doel was heiden én Jood te bereiken.
- God had Paulus geroepen naar de heidenen, dat betekende echter niet dat Paulus geen hoop en gebed voor de Joden kon hebben. Hij wilde ook dat de christenen zó zouden leven dat ze Joden “tot jaloersheid” zouden verwekken; dat ook zij 'vrees de Heere' zouden gaan kennen en leven.
Christen, jouw leven hoort mensen jaloers te maken richting Jezus. Wat en hoe jij dingen doet en zegt, hoort mensen dorstig te maken naar Jezus toe. We zijn niet voor niets het zout der aarde (Mattheüs 5:13) en het licht der wereld (Mattheüs 5:14).
- Zout der aarde
Mattheüs 5:13 “U bent het zout van de aarde; maar als het zout zijn smaak verloren heeft, waarmee zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen vertrapt te worden.”
Zout maakt dorstig, geeft smaak en is een conserveringsmiddel. Dat is wat wij voor deze wereld horen te zijn. We horen de wereld te ‘conserveren’, op Gods Woord te wijzen. We horen de normen en waarden van het Woord te leven en te laten zien.
- We horen ‘smaak’ te geven aan de wereld, doordat wij een leven hebben dat goed is. Niet ‘goed’ in spullen, maar goed in gedrag, houding, woorden, omgang met situaties, etc. Ons leven hoort een goede smaak achter te laten bij anderen.
- Zout maakt dorstig; Jezus is het levende water (Johannes 4). Ons leven hoort mensen dorstig te maken voor Hem. Alles dat we doen hoort mensen op Hem te wijzen, hoort onze afhankelijkheid van Hem te laten zien. Ons leven hoort naar Jezus te wijzen.
Christen, is dit jouw leven? Is jouw leven zout voor deze wereld? Te vaak zijn wij christenen geen smaakversterker, maar een smaak-afbreker. Soms is niet te merken dat we christen zijn, dat we van Jezus houden of dat Jezus van ons houdt. Vraag God om jou weer zout te laten zijn voor de wereld.
2. Licht van de wereld
Mattheüs 5:14-16 “U bent het licht van de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen zijn. En ook steekt men geen lamp aan en zet die onder de korenmaat, maar op de standaard, en hij schijnt voor allen die in het huis zijn. Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.”
Licht is aantrekkelijk in het donker. Als we in het donker zijn, zoeken we naar het licht; áls we doorhebben dat we in het donker zijn. En ook daarin is een taak voor de christen, ons leven hoort licht te zijn in deze donkere wereld.
- We horen mensen erop te wijzen dat er duisternis is, en dat ze daarin leven. Tegelijk horen we het licht te weerkaatsten, het licht van Jezus Christus (Johannes 8:12). Het licht hoort mensen aan te trekken, ze op de bron van het licht te wijzen. Dat is hoe ons leven hoort te zijn.
Christen, is jouw leven lichtgevend? Wijs jij mensen op hun duisternis, zodat je ze het licht kan laten zien? Dat is wat God voor jou wil, dat is waar Hij jou voor wil gebruiken. Ook als het ‘niet uitkomt’, eng is, ‘niet mag’, o.i.d. God heeft jou het licht gemaakt; leef zo.
Zout en licht hoort Jood en heiden aan te trekken, hoort ze “tot jaloersheid” (v14) te brengen. Dat bleef Paulus’ doel in zijn bediening; hij wilde Jood en heiden bij Jezus brengen. Hij wist dat de “verwerping” van de Joden (v15) “verzoening voor de wereld betekent”.
- Dit punt had hij ook in v12 gemaakt, namelijk dat de keuzes van de Joden, Gods weg van rechtvaardiging afwijzen, leidde tot “rijkdom” voor de heidenen. God gebruikt alles om mensen te redden; zelfs afwijzing door Zijn volk.
De “aanneming” van Jezus Christus door de Joden, is wat Paulus wilde (v15). Hij wilde dat ze, o.a. door het zien van de christenen, hun liefde, hun leven, hun vreugde, etc. ook zouden gaan geloven. Dat was de hoop die hij had, waar hij zich continu naar uitstrekte en zich elke dag voor inzette.
- Paulus wist dat het om “leven uit de doden” ging. Het ging om serieuze zaken, eeuwige zaken. Jood en heiden moesten dit aannemen, geloven. Het werd ze niet opgelegd, het was niet gedwongen, God wil dat Zijn volk Hem en Zijn weg naar redding aanneemt.
- Het Grieks voor “aanneming” betekent ‘iets voor jezelf nemen’ of ‘iets aanvaarden’. Dat is wat nodig is voor allen, we moeten voor onszelf het offer van Jezus Christus aannemen, we moeten Zijn liefde aanvaarden.
Deze “aanneming” betekent, volgens Paulus, “leven uit de doden”. Geloof in Jezus Christus lost de situatie op dat de mens dood is in overtredingen en zonden (Efeze 2:1). Geloof is, wat volgens de Bijbel, leven geeft.
Johannes 20:30-31 “Jezus nu heeft in aanwezigheid van Zijn discipelen nog wel veel andere tekenen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, maar deze zijn beschreven, opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, door te geloven, het leven zult hebben in Zijn Naam.”
- Paulus wil dit voor de heiden (v13) en voor de Jood (v14). Dit is waarvoor hij zich inzet, dit is waar hij zijn leven aan toewijdde. Alles aan zijn dagelijkse leven was gericht op het vervullen van deze taak; hij was continu bezig om de roeping die God hem gegeven had te vervullen.
v16-21 Wortel en tak; vrees de Heere
Vanaf hier begint Paulus aan een stuk beeldspraak over Jood en heiden. Hij wil een belangrijk punt maken, iets dat heel nodig is, juist ook vandaag de dag. Paulus gaat laten zien dat we als christenen niet kunnen neerkijken op Joden, we horen vrees voor God te hebben.
- Paulus gebruikt 2 OT beelden om zijn punt te maken over Israël en de kerk. Het eerste beeld is “de eerstelingen” en “het deeg”; het tweede beeld is “de wortel” en “de takken” (v16). Beide beelden gaan over Israël en over het feit dat God nog steeds een plan met hen heeft.
- Eerstelingen en deeg
Paulus lijkt hier een referentie te maken naar Numeri 15, waar het offer van de eerstelingen van de oogst ingesteld werd. Israël moest van de eersteling offeren, om het hele deeg toe te wijden aan de Heere. Dit moesten ze doen vanaf het moment dat ze in het beloofde land waren.
Numeri 15:20-21 “U moet van de eerstelingen van uw deeg een koek als hefoffer brengen. Zoals het hefoffer van de dorsvloer, zo moet u dat brengen. U moet van de eerstelingen van uw deeg de HEERE een hefoffer geven, al uw generaties door.”
- De eerstelingen waren toegewijd aan God, heilig, daarmee het deeg. Paulus lijkt hiermee te laten zien dat God de eerstelingen, Abraham, Izak en Jakob, als ‘offer’ aannam. Zij heiligden de rest van het volk, ondanks het falen van allen tussendoor.
- In v28 maakt Paulus ook een referentie naar “de vaderen”, dat Israël geliefd is door God “vanwege de vaderen”. Daarmee zegt hij dat de eerstelingen ervoor zorgen dat de rest ook geheiligd (geliefd) worden.
Jeremia 2:3 “Israël was heilig voor de HEERE, de eersteling van Zijn opbrengst. Allen die deze opaten, werden schuldig, onheil kwam over hen, spreekt de HEERE.”
Omdat Paulus zoveel onderbouwt vanuit het OT, is het logisch om ook in het OT te zoeken naar de onderbouwing van het beeld. Jeremia bevestigt dit, zodat we zien dat God van Israël als volk houdt, ondanks dat niet allen leven naar Zijn wil of in Jezus Christus geloven.
2. Wortel en tak
Bij het 2e beeld zien we hetzelfde idee: de eigenschappen van een boom zitten in alle onderdelen, van de wortel t/m de tak. Omdat Paulus de hele brief al dingen OT onderbouwt, is het logisch om ook te zoeken naar een OT beeld dat hij nu aanhaalt.
Jeremia 11:15-16 “Wat heeft Mijn beminde in Mijn huis te doen, terwijl zij de schanddaad met velen doet, en het offervlees van het heiligdom van u zal wijken? Ja, wanneer u kwaad doet, dan springt u op van vreugde. Een bladerrijke olijfboom, met welgevormde vruchten, had de HEERE u als naam gegeven. Maar nu heeft Hij onder het geluid van een groot gedruis een vuur onder hem aangestoken, zodat zijn takken gebroken zijn.”
- God Zelf noemt Israël een olijfboom, een waarvan “zijn takken gebroken zijn” (v16). De reden vinden we in v15, namelijk dat “zij de schanddaad met velen doet”, dat ze “kwaad” doen. Hun continue afwijzen van God heeft dit afbreken veroorzaakt.
Maar dat takken afgebroken worden (Romeinen 11:17-19), betekent niet dat de hele boom daarmee afgestoten is door God. Het feit dat Israël vandaag de dag zo leeft, de takken die afgerukt zijn (v17), betekent niet dat het hele volk opeens niet meer “heilig” is voor God.
God heeft Israël apart gezet voor Zijn doeleinden. Hij wil dat ze Hem op een bepaalde manier dienen, vooral als het aankomt op de wereld tot Hem trekken. Hun hedendaagse afwijzing van Zijn manier van rechtvaardiging, betekent niet dat al Zijn beloftes opeens weg zijn.
- Paulus laat, weer vanuit het OT, zien dat God niet klaar is met Zijn volk. Hij wijst ons, de niet-Joodse christenen, erop wat onze plek is. Hij laat zien dat wij (v17) “een wilde olijfboom” zijn, niet de originele. God heeft de originele olijfboom geroepen, Hij heeft de wilde toegevoegd.
Wat Paulus wil bereiken, is dat we inzien dat we gezegend zijn via Gods zegen over Israël. We hebben “mede deel” gekregen “aan de wortel en de vettigheid van de olijfboom”. De wortel gaf het leven, de vettigheid was een van de opbrengsten van de boom.
- Het feit dat wij kunnen en mogen geloven, is niet omdat wij zo goed zijn. Ons geloof is gebouwd op Gods zegen over Israël, op Zijn liefde voor een klein en nietszeggend volk (Deuteronomium 7:7-9). Gods manier van doen met Israël, is onze zekerheid voor de toekomst, voor elke dag.
- Hoe Hij met dat volk omgegaan is, al die jaren, geeft ons zekerheid. Ondanks hun afwijzing, hun falen, hun keuzes, etc. is Hij altijd trouw gebleven. Wanneer ze wijs kozen en hun afgoden weglegden stond Hij klaar om ze te ontvangen.
- God is nooit teruggekomen op Zijn belofte(s) aan Israël, Hij is nooit teruggekomen op het kiezen van dit volk. Hij heeft altijd Zijn trouwe liefde getoond, zelfs wanneer Hij afgewezen werd en in het gezicht gespuugd werd.
Wij mogen leren over die trouw, en daardoor ook inzien dat we niet trots kunnen zijn (v18). Er is geen ruimte om ons te ‘beroemen’, onszelf als ‘hoger’ of ‘beter’ te zien dan de Joden. Zij zijn de wortel, via Abraham, wij niet. God heeft hen tot de getemde olijfboom gemaakt, wij komen erbij.
- In de kerk zijn er veel meningen over Israël. Het loopt uiteen van vervangingsleer, waarbij Israël volledig afgedaan heeft, tot verering van Israël en de Joden; beide zijn niet juist. We mogen leren om een Bijbelse blik op God en Zijn volk te hebben; en daarmee ook op onszelf.
Gods weg naar rechtvaardiging, het hoofdthema van de brief, is gelijk voor Jood en heiden. Gods liefde is gelijk voor Jood en heiden. God heeft nog een speciaal plan voor Israël, zoals Hij altijd al beloofd had; dat wordt ook heel duidelijk. Daarin is geen ruimte voor trots, o.i.d.
- De wortel draagt ons (v18), niet andersom. Sommigen zeggen dan (v19), “De takken zijn afgerukt, opdat ik zou worden geënt.” Deze houding kan in ons hart sluipen, dat we onszelf als ‘beter’ of ‘meer’ gaan zien dan een ander.
- We kunnen de keuzes, en resultaten, van de keuzes van een ander gebruiken om voor onszelf een ‘betere’ positie te verkrijgen. God kent deze neiging in ons hart, daarom laat Hij Paulus deze redenering vóór zijn.
In v20 maakt God duidelijk dat Israël vandaag de dag “Door ongeloof” afgerukt is, en dat wij staan “door het geloof”. Zijn conclusie is dan: “Heb geen hoge dunk van uzelf, maar vrees.” Dat is in deze tijd een groot probleem, door o.a. sociale media. We hebben vaak een verkeerd beeld van onszelf.
Galaten 2:20 “Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven.”
- Dit hoort ons beeld te zijn, ons denken. Dit hoort ons beeld van anderen ook te leiden. Christus in ons, door geloof; allemaal o.b.v. Zijn liefde. Dat hoort ons leven en ons denken te bepalen. Ons hele leven hoort geleid te zijn door Wie Jezus is en wat Hij voor ons gedaan heeft.
Romeinen 8:29 “Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders.”
Voorbestemming is altijd tot een bepaald doel; hier is dat doel “om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn”. Hoe meer we zien dat we gestorven zijn met Christus, hoe meer we op Jezus willen gaan lijken. En hoe meer we op Jezus gaan lijken, hoe minder ruimte er is voor “hoge dunk”.
- Er hoort juist meer en meer “vrees” in ons hart te komen. We horen 'vrees de Heere' te leven; nederig ontzag te hebben voor God, en dat als basis te hebben voor wie we zijn, wat we doen en hoe we dingen doen. Dat is wat de Bijbel bedoelt met ‘de vreze des Heere’; heilig, nederig ontzag voor Wie God is.
- Als geloof, Christus in mij en meer op Jezus gaan lijken de standaard worden, dan zullen we in ontzag voor Hem, vrees de Heere, gaan leven. Dat is wat Paulus wil bereiken, een juist beeld van onszelf en vooral een juist beeld van God.
God heeft “de natuurlijke takken niet gespaard” (v21), hun ongeloof en hun structurele afwijzing van Jezus is de takken, individuen uit Israël, fataal geworden. God wil nog steeds dat ze gered worden, dat ze terug komen. Maar Hij kon hun ongeloof en ongehoorzaamheid niet laten gaan.
- Gods omgang met Israël hoort ons, de geënte takken, vrees voor Hem te geven. We horen vol ontzag voor Hem te leven, wetende Wie Hij is. Dit gaat niet over leven in angst; door ontzag voor Hem te hebben, ga je inzien dat je Hem nodig hebt, wil je heilig leven, naar Zijn wil.
We hebben het nu over ‘geënt’ gehad, maar wat is dat eigenlijk?
Vtwonen.nl: “Bij enten wordt een zwak takje op een sterke stam gezet en zo ontstaat er een gezonde plant of boom.”
Dat is wat God met ons gedaan heeft, wij niet-Joden. Hij heeft ons op de stam gezet, Israël, die Hij sterk gemaakt heeft. We hebben in de Joden een sterke eersteling en wortel (v16).
Romeinen 1:16 “Want ik schaam mij niet voor het Evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek.”
- God heeft hen sterk gemaakt voor redding, namelijk redding door Zijn Zoon “eerst voor de Jood, en ook voor de Griek” Dat is wat Hij ons gegeven heeft, de zegen die we hebben. Laten we dus niet neerkijken op de Joden, maar juist 'vrees de Heere' leven.
De vraag is wat we hier praktisch mee kunnen, voor het dagelijkse leven?
- Gods trouw zien
God is altijd trouw geweest aan Israël, Hij is dat nog steeds. Dat geeft ons zoveel zekerheid voor de toekomst, voor elke dag. Hij is en blijft trouw aan Zijn Woord, dat kan en zal nooit veranderen. God kán niet eens veranderen, daar mag je altijd op terugvallen.
Hebreeën 10:23 “Laten wij de belijdenis van de hoop onwrikbaar vasthouden, want Hij Die het beloofd heeft, is getrouw.”
- Laat Gods trouw jou aanzetten tot het vasthouden aan Hem en Zijn Woord. Wat er ook op je afkomt, wat er ook aan de hand is, Hij is trouw. Houd je vast aan Hem en Zijn trouwe Woord; dat geeft zekerheid voor in elke situatie.
2. Leid een leven dat anderen jaloers maakt richting Jezus
Paulus wilde dat de christenen de Joden “tot jaloersheid” zouden verwekken. Ons leven hoort mensen dorstig te maken voor Jezus; is jouw leven zo? Trekt jouw leven mensen naar Jezus? Dat betekent niet dat alles altijd goed moet gaan, het gaat om hoe jij in het leven staat, wat en hoe je dingen doet.
1 Petrus 3:15 “maar heilig God, de Heere, in uw hart; en wees altijd bereid tot verantwoording aan ieder die u rekenschap vraagt van de hoop die in u is, met zachtmoedigheid en ontzag.”
- Door Jezus hebben we hoop, zekerheid, rust; daar horen we van te getuigen, in woord en daad. Alles aan ons hoort te getuigen. We horen anderen, zeker ook de Joden, jaloers te maken richting Jezus. Zijn liefde, Zijn genade, Zijn trouw; dat horen mensen te kunnen zien.
3. Geen hoge dunk van jezelf, maar vrees de Heere
Het is niet Gods wil dat we hoog over onszelf denken; we hoeven onszelf zeker niet te haten. Een juist zelfbeeld is wat goed is, een Bijbels zelfbeeld. Niet neerkijken op anderen, niet jezelf op de borst slaan. We mogen inzien dat alles uit genade is, dat we alles van God krijgen en Hem vrezen om Wie Hij is.
Psalm 25:14 “Vertrouwelijk gaat de HEERE om met wie Hem vrezen, Zijn verbond maakt Hij hun bekend.”
- God gaat niet zo om met trotse mensen; alleen “met wie Hem vrezen”. Hoe geweldig is het dat Hij zo met ons om wil gaan? Wat een zegen dat de Schepper van hemel en aarde dit wil doen. Vrees Hem, heb ontzag voor Hem. Heb geen hoge dunk van jezelf, maar vrees.
Christen, God wil jou gebruiken om mensen tot Zichzelf te trekken.
- Maakt jouw leven mensen jaloers richting Jezus?
- Hoe zie jij andere mensen en jezelf? Kijk je op mensen neer? Vind jij jezelf (erg) goed?
- Vrees de Heere, leef jij dat?
2 Korinthe 7:1 “Omdat wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten wij onszelf reinigen van alle bezoedeling van vlees en geest, en de heiliging volbrengen in het vrezen van God.”