Romeinen 11:1 God is niet klaar met jou
In onze studie in Romeinen hebben we vorige keer gekeken naar Gods uitgestrekte handen. Hij strekt Zijn handen uit naar “een ongehoorzaam en tegensprekend volk” (Romeinen 10:21). Dat is Gods hart, dat is Zijn liefde en genade aan het werk.
- Vanochtend gaan we beginnen aan Romeinen 11 en gaan we zien: God is niet klaar met jou.
v1 God is niet klaar met jou
Hebreeën 13:8 “Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid.”
Dit is Wie God is, dit is Wie Jezus Christus is. Maleachi 3:6 leert hetzelfde, waardoor we zien dat God niet verandert. Dit fundament hebben we al eerder bekeken, vanuit een andere invalshoek. Vandaag is dit ook een belangrijk stuk achtergrond om mee te beginnen.
Genesis 17:7 “Ik zal Mijn verbond maken tussen Mij, u en uw nageslacht na u, al hun generaties door, tot een eeuwig verbond, om voor u tot een God te zijn, en voor uw nageslacht na u.”
- Dit is Gods verbond dat Hij met Abraham sluit, “u”, maar ook met “uw nageslacht”. Hij zegt ook dat dit “al uw generaties door” een verbond is. God noemt dit “een eeuwig verbond”. Dit is Gods uitspraak over Zijn relatie met Zijn volk, Israël, het nageslacht van Abraham.
Op basis van wat Paulus aan het laten zien is over Israël, in Romeinen 9-10, zien we dat God alle reden kan hebben om klaar te zijn met Israël. Israël heeft Hem (deels) afgewezen, ze zijn verhard richting Hem (H9); ze missen het feit dat de wet naar Jezus wijst en dat alles uit geloof is (H10).
- En toch zegt Paulus in v1 dat God Zijn volk niet verstoten heeft. Ondanks het feit dat ze niet geloofden, dat ze verhard waren en zelfs Zijn Zoon afgewezen hadden, is het “Volstrekt niet” zo dat God Zijn volk afgewezen heeft.
Ondanks Israëls afwijzen van Gods heilsplan (Romeinen 9) en Israëls keuzes om dingen zelf te willen doen (Romeinen 10), blijven Gods handen uitgestrekt richting Zijn volk. Hij heeft hen niet afgewezen, Hij heeft hen niet “verstoten”.
- Vanuit een menselijk perspectief lijkt dit heel logisch over Israël, door hun keuzes, door de pijn die ze God gedaan hebben, etc. En toch heeft God dit niet gedaan, toch blijft God trouw aan wat Hij aan hen beloofd heeft. Zijn gedachten zijn zo anders dan die van ons.
Het woord “verstoten” is apōtheō in het Grieks. Dat is samengesteld uit 2 woorden apo en otheo; apo betekent ‘van’, otheo betekent ‘duwen/stoten’. God heeft Zijn volk niet weggeduwd, niet verstoten, niet uit Zijn aanwezigheid verwijderd. De enige verwijdering bij Hem, komt door hun eigen keuzes.
- Hoe gerechtvaardigd zou God zijn in het wegduwen van mensen die Hem zoveel pijn gedaan hebben? Hoe ongelofelijk groot is de liefde van God dat Hij Zijn volk blijft trekken? Hoe genadig is het dat Hij niet denkt als wij en Israël wegduwt?
1 Korinthe 10:1-11 “En ik wil niet, broeders, dat u er geen weet van hebt dat onze vaderen allen onder de wolk waren en allen door de zee zijn gegaan, en dat allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee, en allen hetzelfde geestelijke voedsel gegeten hebben, en allen dezelfde geestelijke drank gedronken hebben. Zij dronken namelijk uit een geestelijke rots, die hen volgde; en die rots was Christus. Maar in de meesten van hen heeft God geen welgevallen gehad, want zij zijn neergeveld in de woestijn. En deze dingen zijn gebeurd als voorbeelden voor ons, opdat wij niet zouden verlangen naar kwade dingen, zoals ook zij verlangd hebben. En word geen afgodendienaars zoals sommigen van hen, zoals geschreven staat: Het volk ging zitten om te eten en te drinken en zij stonden op om te feesten. En laten wij geen hoererij bedrijven, zoals sommigen van hen hoererij bedreven hebben, en op één dag vielen er drieëntwintigduizend. En laten wij Christus niet verzoeken, zoals ook sommigen van hen Hem verzocht hebben en door de slangen omgekomen zijn. En mor niet, zoals ook sommigen van hen gemord hebben en omgekomen zijn door de verderver. Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden voor ons, en ze zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, over wie het einde van de eeuwen gekomen is.”
Gods omgang met Israël, ondanks hun daden, is een voorbeeld voor ons. Want hoe slecht Israël ook was, wij zijn net zo slecht. Hoeveel fouten Israël ook gemaakt heeft, wij maken dezelfde fouten. Wij zijn geen haar beter dan Israël, wij verdienen het net zo hard om verstoten te worden.
- Onze daden vallen ook onder de voorbeelden die Paulus noemt in 1 Korinthe 10: verlangen naar kwade dingen (v6), afgoden dienen (v7), hoererij bedrijven (v8), Christus verzoeken (v9), morren (v10). Zij zijn “voorbeelden voor ons”, “tot waarschuwing voor ons” (v11).
- We kunnen dezelfde vraag stellen over de niet-Joden als over de Joden: Heeft God de Nederlanders niet verstoten? Heeft God de wereld niet verstoten? “Volstrekt niet!” Hij is namelijk trouw waar wij dat niet zijn, Hij is genadig en liefdevol waar wij falen.
Dit is zo’n geruststelling, zo’n zegen. En tegelijk is dit iets waar Satan ons van wil beroven. Hij wil ons doen geloven dat God toch wél klaar is met ons. Hij wil jou laten twijfelen aan Gods goedheid, aan Gods liefde, aan Wie God is.
- Satan gaat je laten focussen op jouw falen, op jouw twijfelen, op alles behalve de Bijbelse feiten die God ons meegeeft. Dit is waar we in mogen leren groeien, dit is waar we mogen leren denken naar Gods Woord. God denkt en doet zo anders dan wij.
De vijand weet heel goed dat God anders denkt en doet dan wij. Hij weet heel goed dat God genadig en barmhartig is, dat Hij vergeeft en dat Hij niet klaar is met mensen. En toch wil hij ons doen geloven dat God wel zo is, dat Gods wegen niet hoger zijn dan die van ons.
- Hij gaat ons Gods liefde laten vergelijken met onze liefde. I.p.v. denken vanuit Gods Woord over Wie God is, gaan we denken vanuit zoals wij liefde kennen. I.p.v. denken vanuit God als hemelse Papa, gaan we denken vanuit onze aardse papa.
- Satan weet precies hoe hij ons moet pakken. Hij is een brullende leeuw (1 Petrus 5), een aanklager (Openbaring 12), maar ook een slang (Genesis 3) met listige verleidingen (Efeze 6). Vanaf het begin is zijn tactiek om ons te laten twijfelen aan Gods karakter, aan God Zelf.
Wij mogen leren, o.a. door de voorbeelden die Paulus ons gaat geven in Romeinen 11, dat God niet klaar is met Zijn volk. O.b.v. het voorbeeld van Israël mogen we zien dat God Dezelfde is (Hebreeën 13:8) en dat Hij daarom ook niet klaar is met jou.
- Paulus geeft 3 voorbeelden in Romeinen 11: 1) zichzelf (v1), 2) Elia (v2-8) en 3) David (v9-12). Aan de hand van deze 3 voorbeelden gaat hij bewijzen, vooral o.b.v. het OT, dat God niet klaar is met Israël.
- Dit is een belangrijk punt in zijn uitleg van het Evangelie, van rechtvaardiging en specifiek hoe Israël nog in dit alles past (Romeinen 9-11). Want door alle afwijzingen van Israël heen, kan je menselijk gezien snel denken dat God klaar met hen is.
“Heeft God Zijn volk verstoten? Volstrekt niet!” Dit is en blijft Paulus’ antwoord, puur en alleen o.b.v. Wie God is. Dit heeft niks met Israël te maken of dat zij zo lief en schattig zijn. Dit is puur God, Zijn karakter, Zijn liefde, Zijn genade. Dit haalt alles onderuit wat met vervangingsleer te maken heeft.
- Vervangingsleer is het idee dat God helemaal klaar is met Israël en Israël vervangen heeft door de kerk. Maarten Luther was bijvoorbeeld een aanhanger van de vervangingsleer, wat ervoor zorgde dat hij Joden vervolgde in zeer verschrikkelijke vormen.
- Deze leer zit jammer genoeg nog steeds in de kerk, wat ervoor zorgt dat christenen klaar zijn met Israël, waar God dat niet is. Wij mensen gaan dan grenzen op God leggen, die Hij zelf nooit neergelegd heeft.
Dat is waar ons denken hervormd moet worden (Romeinen 12:2), wij mogen leren kennen hoe anders Zijn wegen zijn dan die van ons. Paulus laat ons de vaste grond van Gods Woord, en karakter, zien; vaste grond die we nodig hebben in ons dagelijks leven.
- In v1 laat Paulus zien dat God nog niet klaar is met Israël, door te laten zien dat hij, als “een Israëliet, uit het nageslacht van Abraham, uit de stam van Benjamin” tot geloof gekomen is. Doordat er minimaal 1 Jood gelooft, is God niet klaar met allen.
- Als God namelijk consequent zou zijn, en dat is Hij, dan zou God niet 1 Jood toestaan om te geloven. Als Hij écht klaar was met Israël, dan zou geen één Jood door God getrokken worden (Johannes 6:44).
- Als God écht klaar was met Israël zouden de voorbeelden van Elia en David ook niet logisch zijn. God zou dan in de geschiedenis van het OT al klaar met Israël geweest zijn. Je hoeft maar in het OT te kijken om Gods geduld en genade met Israël te zien.
Ondanks hun continue afwijzen van God, twijfelen aan God, aanbidding van afgoden, etc. bleef Hij trouw boven alles. Hij bleef Zijn liefde en geduld tonen, Hij bleef rechtvaardig en heilig met hen omgaan, waarbij Hij hen wel steeds de kans gaf om terug te komen bij Hem.
- Morren in de woestijn
Exodus 16:1-3 “1. Zij braken op uit Elim en heel de gemeenschap van de Israëlieten kwam in de woestijn Sin, die tussen Elim en de Sinaï ligt. Dat was op de vijftiende dag van de tweede maand nadat zij uit het land Egypte waren vertrokken. En heel de gemeenschap van de Israëlieten morde tegen Mozes en tegen Aäron in de woestijn. De Israëlieten zeiden tegen hen: Och, waren wij maar door de hand van de HEERE gestorven in het land Egypte, toen wij bij de vleespotten zaten en brood aten tot verzadiging toe! Want u hebt ons uitgeleid naar deze woestijn om heel deze gemeente van honger te laten sterven.”
Dit was een van de eerste keren dat Israël morde. Dit was ná alle plagen over Egypte, Gods vernietiging van het Egyptische leger en God Die bitter water zoet maakte. Ze twijfelden nog steeds, ze morden nog steeds in ongeloof richting God.
- Ondanks dit morren gaf God hen eten. Ondanks hun blijvende ongeloof bleef Hij trouw richting hen. God was niet klaar met Zijn volk, God had hen niet verstoten. Hij bleef laten zien Wie Hij is en dat Hij trouw is waar wij ontrouw zijn.
- Gouden kalf
Exodus 32:1-6 “Toen het volk zag dat het lang duurde voor Mozes van de berg afdaalde, kwam het volk bijeen bij Aäron, en zij zeiden tegen hem: Sta op, maak voor ons goden die vóór ons uit gaan, want die Mozes, de man die ons uit het land Egypte geleid heeft – wij weten niet wat er met hem gebeurd is. En Aäron zei tegen hen: Ruk de gouden ringen die uw vrouwen, uw zonen en uw dochters in hun oren hebben, af, en breng ze bij mij. Toen rukte heel het volk de gouden ringen die ze in hun oren hadden, af en zij brachten ze bij Aäron. Hij nam ze van hen aan, hij bewerkte ze met een graveerstift en maakte er een gegoten kalf van. Toen zeiden zij: Dit zijn uw goden, Israël, die u uit het land Egypte geleid hebben. Toen Aäron dat zag, bouwde hij er een altaar voor, en Aäron kondigde aan: Morgen is er een feest voor de HEERE! Zij stonden de volgende dag vroeg op, brachten brandoffers en brachten ook dankoffers. Het volk ging daarna zitten om te eten en te drinken; vervolgens stonden zij op om uitbundig feest te vieren.”
Israël, onder leiding van latere hogepriester Aäron, maakt niet alleen een gouden kalf. Het gouden kalf werd neergezet “als uw goden, Israël, die u uit het land Egypte geleid hebben.” (v4) De aanbidding van dit gouden kalf werd zelfs neergezet als aanbidding van “de HEERE” (v5)
- De losbandige, zondige aanbidding van dit gouden kalf was niet voldoende om God ‘klaar te laten zijn’ met Zijn volk. Hij oordeelde hen, Hij strafte hen, maar ze konden wel terug komen. Ze konden zich opnieuw toewijden aan Hem. Hij was niet klaar met Israël.
- Hoererij bedrijven
Numeri 25:1-2 “Israël verbleef in Sittim, en het volk begon hoererij te bedrijven met de dochters van Moab. Die nodigden het volk uit bij de offers aan hun goden, en het volk at en boog zich voor hun goden neer.”
Wat Israël hier deed was zowel fysiek als geestelijk overspel. De mannen gingen achter vrouwen aan uit andere volken, wat niet naar Gods wil was. Daar bovenop gingen ze afgoden aanbidden. Beide dingen zijn “hoererij” te noemen, beide zijn een gruwel in Gods ogen.
- Het volk ging achter eigen verlangens aan, wees God af en deed wat verschrikkelijk was in Gods ogen. Toch was God niet ‘klaar’ met Israël hierna; door de rechtvaardige keuzes die men maakte ná het oordeel van God, konden ze terug komen bij Hem.
We hebben nog het voorbeeld in Numeri 21:5 van het verzoeken van God, waarbij er slangen kwamen als straf. Numeri 11:4 laat de zondige verlangens van het volk zien naar eten, hun verlangen naar eten zette hen aan tot zondigen. En dit zijn alleen de voorbeelden uit 1 Korinthe 10.
- Israël heeft veel meer gedaan wat ons mensen aan zou zetten om helemaal klaar met iemand te zijn. Ze hebben God afgewezen, God weggeduwd. Ze hebben overspel gepleegd, Hem verzocht door altijd maar méér te willen en ondankbaar te zijn.
- Als God jouw (en mijn) geduld had, hoe snel zouden wij Israël dan hebben afgewezen? Hoe snel zou ons ‘eeuwige verbond’ met Israël voorbij gegaan zijn? Maar dat is niet onze God, Hij verandert niet. Dat past niet bij Zijn karakter.
Gelukkig verandert Hij niet, Hij blijft altijd Dezelfde (Hebreeën 13:8). Dat kan niet veranderen, dat zal niet veranderen. Dat betekent ook, v1, dat God Zijn volk niet verstoten heeft; dat zou niet kunnen, want Hij heeft een eeuwig verbond met hen gesloten.
- En dat is waar wij, de kerk, dan mogen rusten. Want waar Israël gefaald heeft, falen wij ook. Waar Israël ontrouw geweest is, zijn wij dat ook. Waar Israël God in hoererij verlaten heeft, doen wij dat ook. Wij zijn geen haar beter dan Gods volk.
- Waar God hen niet verstoten heeft, doet Hij dat bij ons niet. Waar Gods vergeving beschikbaar was in Christus, verandert dat niet. Gods liefde, Gods genade, Gods heiligheid en rechtvaardigheid; niks kan of zal veranderen aan Hem en Zijn gedrag.
En dat geeft rust. Dat geeft zekerheid, dat is waar je je leven op kan bouwen. Dit is waar jij, christen, in alle rust voor God mag komen. Je mag weten dat de beloftes van Zijn Woord waar zijn, dat Zijn Woord onveranderlijk is. Je mag weten dat Hij niet verandert en dat Hij niet klaar met jou is.
- Gods oproep om te komen verandert niet
Mattheüs 11:28 “Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven.”
God is niet klaar met jou; Hij wil dat je komt. Zijn oproep om te komen staat, dus kom! Ren met alles dat je hebt en bent naar Hem toe. Juist wanneer je vermoeid en/of belast bent. Hij is je niet zat, Hij denkt niet vervelend over je. Kom naar Hem toe, dat is wat Hij tegen je zegt.
- De vijand wil je doen geloven dat het ‘nu klaar is’, dat je ‘te vaak’ komt, dat je ‘te vaak gezondigd hebt’. Dat is nergens wat God zegt, wat Zijn Woord zegt. Hij verandert niet, dus je mag bij Hem komen.
- Bekering (blijft mogelijk)
Handelingen 17:30 “God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden van de onwetendheid, nu overal aan alle mensen dat zij zich moeten bekeren,”
Je hoeft niet te blijven hangen in die ene zonde; Gods oproep tot bekering is er nog steeds. Hij is niet klaar met je, Hij wil je meer op Zijn Zoon laten lijken (Romeinen 8:29). Maak dus de keuze om je te bekeren, om je af te keren van je zonde en opnieuw voor Hem te leven. God geeft je die mogelijkheid.
- Ook hier wil de vijand je van God afhouden. Hij wil je laten denken dat er geen bekering meer is voor jou en dat je te ver bent gegaan. God wil je elke keer terugbrengen bij Hem, Hij wil je dragen en leiden, juist ook in de strijd met zonde.
- Gods kracht en hulp zijn er
Jesaja 41:10 “Wees niet bevreesd, want Ik ben met u, wees niet verschrikt, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met Mijn rechterhand, die gerechtigheid werkt.”
Soms voelt het niet zo, maar ook dit is en blijft waar. God verandert niet, dus Zijn aanwezigheid, sterkte en hulp veranderen niet. Hij blijft ondersteunen, Hij blijft helpen in alles dat er op ons afkomt. Wij mogen leren vragen om Zijn hulp en leren vertrouwen op Hem.
- Soms zegt je gevoel iets anders, de vijand wijst je er op dat je situatie misschien niet verandert. Je kan je dan ‘verstoten’ voelen door God, je afvragen waar Hij is. In alles is Hij er, draagt Hij je, geeft Hij je alles dat nodig is. Hij is niet verandert, God is niet klaar met je.
- De Geest wil je leiden
Ezechiël 36:27 “Ik zal Mijn Geest in uw binnenste geven. Ik zal maken dat u in Mijn verordeningen wandelt en dat u Mijn bepalingen in acht neemt en ze houdt.”
Dit is initieel Gods belofte aan Zijn volk, maar dit is geestelijk gezien voor ons ook waar. De Geest woont in de christen (1 Korinthe 3), wat betekent dat Hij ervoor wil zorgen dat we Gods Woord gaan gehoorzamen. Hij wil dat werk in jouw hart en gedachten doen; Hij wil je hierin leiden en sturen.
- Wanneer je faalt staat de vijand klaar om je hieraan te laten twijfelen. Of je hoort dat je zelf moet werken of God moet vragen om je te veranderen. Hieruit leren we dat de Geest al in ons woont, wij mogen leren luisteren naar Zijn leiding. Hij is niet klaar met je; Hij leidt je!
- God is mijn Herder
Psalm 23:1 “De HEERE is mijn Herder, mij ontbreekt niets.”
David schrijft deze woorden, wetende hoe een herder voor zijn schapen zorgt. Hij weet dat God de Herder is en dat Hij Zijn schapen alles geeft dat ze nodig hebben. Hij brengt ze overal waar ze moeten zijn, Hij doet wat een goed Herder doet.
Trapp: “God kijkt er niet op neer om Zijn kudde te voeden, te leiden, te sturen, te verdedigen, te verzorgen en genezen, om voor ze te zorgen.”
- We weten vaak dat dit waar is, maar het voelt niet altijd zo. Zeker wanneer we tekort denken te komen, wanneer we ons niet geliefd, verzorgd, geleid, verdedigd voelen. Maar we mogen leren dat Hij niet verandert, dat Hij ons niet verstoten heeft en dat Hij dus onze Herder is.
- Je bent Gods kind
Romeinen 8:16 “De Geest Zelf getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn.”
Dit is zekerheid voor Gods kind, dit is het resultaat van Jezus’ werk aan het kruis. God is niet klaar met jou, je bent Zijn kind. Hij is de perfecte Vader (1 Korinthe 8:6), Degene Die er voor ons is. We mogen Hem leren kennen zoals Hij is en genieten van het feit dat Hij onze Vader is.
- De vijand wil je van deze waarheid af hebben, zodat je niet zal genieten van deze rust. Hij wil dat je denkt aan falende vaders, pijn uit het verleden, wat je wel/niet voelt, etc. Je mag weten Wie God is en daardoor hoe geweldig Hij is. Hij heeft jou niet verstoten, Hij is je Hemelse Papa.
Aan de hand van het voorbeeld van Israël laat Paulus ons zien Wie God is. Hij laat zien dat God niet veranderd is en daarmee dat God niet klaar is met Israël. God is niet klaar met jou, omdat Hij Diezelfde trouwe God is. Daar mag je op terugvallen, je mag Hem leren kennen zoals Hij is.
- Satan wil je hiervan beroven, hij wil je laten twijfelen aan God en aan Wie Hij is. Laat dat ajb niet toe, ga met al je gedachten, al je gevoelens, al je vragen, pijn, verdriet en twijfels naar God toe. Leg alles bij Hem neer en leer Hem kennen voor Wie Hij echt is. De God Die niet verandert.
Als jij nog niet gelooft, mag je weten: God is niet klaar met jou. Hij wil dat ook jij bij Hem komt en tot geloof komt. Hij wil dat jij Zijn vergeving aanneemt en 100% voor Hem leeft. Accepteer dat je een zondaar bent, bekeer je (keer je af van je zonde), geloof in Jezus en accepteer Zijn offer.
Christen, God is niet klaar met jou. Hij wil dat ook jij bij Hem komt en Hem kent zoals Hij is.
- Besef jij je dat God niet verandert? En leef je dan ook naar wat Zijn onveranderlijke Woord zegt?
- Wat jij ook gedaan hebt, God heeft jou niet verstoten; ren terug naar God en leer Hem kennen
- De beloftes van God zijn eeuwig en waar; hou je daaraan vast, laat je niet beroven door de vijand
1 Korinthe 1:8-9 “God zal u ook bevestigen tot het einde toe, zodat u onberispelijk zult zijn op de dag van onze Heere Jezus Christus. God is getrouw, door Wie u geroepen bent tot de gemeenschap van Zijn Zoon Jezus Christus, onze Heere.”