Het gevaar voor de fellowship is zonde!
Wij zijn als kerk momenteel bezig met de preekserie Route 66, waarin wij elk Bijbelboek in vogelvlucht met elkaar doornemen.
Het laatste boek dat wij behandeld hebben was Daniël en het eerstvolgende boek dat wij gaan behandelen is Hosea.
Maar, voordat wij met Hosea beginnen nemen wij een pauze van Route 66 en gaan vandaag deel 4 behandelen van de meerdelige serie over het onderwerp fellowship; het Engels woord voor gemeenschap.
Fellowship is een prachtig woord dat voor de wedergeboren christen veel betekenis heeft. Maar helaas wordt de inhoud en de essentie van het woord al te vaak, door goedbedoelende christenen, niet goed begrepen, waardoor Bijbelse fellowship in de praktijk verwaterd is geraakt of verwaarloosd wordt.
De bedoeling van deze serie is dan ook om de waarde van fellowship in te gaan zien waardoor jij als christen en wij als kerk in de Bijbelse fellowship zullen gaan groeien en bloeien tot eer van Jezus Christus en voor onze zegen en opbouw.
Resumeren
In deel 1 hebben wij gekeken naar één van de praktijken van de eerste Gemeente in Handelingen 2, en dan met name naar het volharden in de gemeenschap, oftewel volharden in de fellowship.
Handelingen 2:42 – ”En zij volhardden in de leer van de apostelen en in de gemeenschap, in het breken van het brood en in de gebeden.”
In deel 1 hebben we gezien dat het volharden in de fellowship niet vanzelf gaat, het is niet vanzelfsprekend. Het woord volharden veronderstelt al dat je er echt moeite voor moet doen.
We hebben gezien dat de reden hiervoor de zondeval is. Ons oude gevallen aard wil eigenlijk geen Bijbelse fellowship, dus moeten wij die wedergeboren zijn hierin hervormd worden door het vernieuwen van ons denken.
Ook hebben wij in deel 1 gezien hoe fellowship op verschillende plekken in de Bijbel gedefinieerd wordt en dat het vooral om de ander gaat; dus niet per se om mij, mijn eigen ik.
Tot slot hebben wij in deel 1 gezien dat de basis van fellowship, de gezamenlijke redding door het geloof in Jezus Christus is.
Dus, als je gered bent, als je door de Geest van God, van boven wedergeboren bent, dan behoor je tot de fellowship.
In deel 2 hebben wij gezien dat de context, oftewel dé plek waar fellowship plaatsvindt is het Lichaam van Christus en dan in de eerste plaats in de plaatselijke kerk zoals bijv. de Calvary Chapel.
Ook hebben wij in deel 2 gezien dat het Heilig Avondmaal het symbool is van de fellowship. M.a.w. wanneer wedergeboren christenen tot de tafel van de HEERE komen, dan komen zij als gelijken. Eenieder is gelijk, eenieder is een zondaar die vergeven en gered is door het bloed van Jezus Christus.
Dit maakt ons één, dit maakt ons gelijk, dit laat ons zien dat wij allen door hetzelfde Offer gered zijn, waardoor wij door God in de Bijbelse fellowship geplaatst zijn en fellowship met Hem en met elkaar hebben. Dit hebben wij gemeen.
In deel 3 hebben wij gezien dat de fellowship een essentieel mechanisme is voor heiliging. D.w.z. dat door actief deelnemer te zijn aan de fellowship, wij een heilig en aan God toegewijd leven zullen leiden. Het is de context van de fellowship dat ons doet veranderen naar het evenbeeld van Jezus Christus. De fellowship hervormd ons waardoor Jezus in ons als individu en als kerk steeds meer wordt, en wij steeds minder.
Inleiding
In deze serie is het mijn bedoeling om ons een ‘fellowship bril’ te geven waardoor wij heen kunnen kijken naar ons christen zijn en naar ons gemeente zijn. Want God heeft ons niet gered om in een isolement ons eigen een persoonlijke relatie met Hem te hebben, maar juist collectief, ja, persoonlijk maar in fellowship. In fellowship met de drie-enig God en met elkaar.
En zo wil ik jullie in deel 4 nog iets meegeven om goed over na te denken en het eigen te maken, en dat is het gevaar voor de fellowship, zoals fellowship in deze serie is gedefinieerd.
Het gevaar voor de fellowship
Natuurlijk zijn er meerdere gevaren voor de fellowship, vooral gevaren die van buitenaf komen. Dingen zoals valse leer, wereldgelijkvormigheid, de Zeitgeist, vervolging, enz. Maar hier gaan wij het niet over hebben. Er is namelijk een groter en vaak heimelijk gevaar dat zich van binnenuit manifesteert en verspreid, en het kan de fellowship volledig kapot maken. Wat is dat gevaar?
Het gevaar is zonde. Zonde maakt de fellowship kapot, het verwondt, het ondermijnt, het staat in de weg van alles dat God in en door de fellowship heen wil bereiken. Jesaja geeft ons inzicht tot een essentieel geestelijke wet:
Jesaja 59:1-2 – “1Zie, de hand van de HEERE is niet te kort dat ze niet zou kunnen verlossen, en Zijn oor is niet toegestopt dat het niet zou kunnen horen. 2Maar uw ongerechtigheden maken scheiding tussen u en uw God, uw zonden doen Zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij u niet hoort.”
Israël had op dit moment een groot probleem want God leek nergens te vinden. God zegende niet, leek niet te luisteren, bemoeide zich niet met de zaken van de dag. God was zoek!
Maar het lag niet aan God. Hij was en is nog altijd almachtig, Hij was en is nog altijd alomtegenwoordig en in staat om Israël te hulp te komen, om in actie te komen. Maar Hij deed het niet.
Waar het wél aan lag was Israël zelf. Hun bewuste en onberouwvolle zonden scheidde hen van God in de zin dat zij niet geestelijk op die plek waren waarin zij Gods zegen konden ontvangen. Israël was nog steeds Gods uitverkoren volk, maar omdat zij God links lieten liggen trok God Zijn zegen, en Zijn bemoeienis met hen, in.
God wilde nog steeds veel in en door Israël heen doen. Hij wilde Israël nog steeds rijkelijk zegenen, nog steeds vreugde, vrede en kracht geven. Hij wilde nog steeds dat Israël een bruikbaar instrument in Zijn handen was, en dat zij sterk en onberispelijke getuigen waren van de enige echte levende God van de Bijbel.
Maar vanwege Israëls aanhoudende zonden, kon God dit niet. Zij waren gescheiden van die plek van Gods bemoeienis en zegen. De zegen van Numeri 6 was op dit moment niet langer op hen van toepassing.
Dit is voor ons, anno 2022 nog steeds het geval. De wedergeboren christen is gered. Hij is een kind van God. Hij is vergeven van al zijn zonden door het Offer van Jezus Christus aan het kruis. Dit staat voor eeuwig vast.
Het is ook zo dat God altijd van Zijn kind zal houden. Volgens Romeinen 8 kan niets ons scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze HEERE. Ook dit staat voor eeuwig vast.
Maar, zoals de zonden van Israël scheiding maakte tussen God en hun, zullen ook onze bewuste en onberouwvolle zonden een scheiding maken tussen God en ons. Waar van toepassing geld Jesaja 59:1-2 ook voor mij, ook voor ons, anno 2022.
En zoals Israël nog steeds Gods uitverkoren volk was en is, ben ik als wedergeboren christen ook nog steeds Gods uitverkoren kind. En dit zal tot in de eeuwigheid zo zijn.
Maar als ik er bewust voor kies om in zonde te leven, als ik me niet wil bekeren van zonden, dan zal dát niet ten koste gaan van mijn redding, maar het zal zeer zeker ten koste gaan van Gods zegen, van Gods vrede die alle verstand te boven gaat, van de kracht en verlichting die ik als Geest vervulde christen hoor te ervaren, van mijn nut voor God, én van mijn getuigenis, enz.
En in de context van fellowship zal trots, lust, egoïsme, materialisme, wereldgelijkvormigheid en welke zonde dan ook dus in de weg komen te staan van echte fellowship.
Want als ik in zonde leef en me niet wil bekeren van die zonde, dan zal ik niet volharden in de fellowship en in alles dat dát betekent. Het is nou eenmaal zo.
En als je niet volhard in de fellowship zoals wij dat in de eerste drie delen hebben geleerd, dan is de zonde bij machte om de eenheid kapot te maken, om de bediening te belemmeren, om de kracht van God tegen te houden, om de doelstelling te verwarren, om Gods intenties te onderbreken. Onberouwvolle zonde is een groot gevaar voor de fellowship.
Uiteindelijk heeft Jesaja 59:1-2 dus niet alleen een negatief invloed op mijn verhouding tot God, het heeft ook een negatief invloed op de fellowship. Want als mijn zonden scheiding veroorzaakt tussen God en mij, dan zal dát absoluut een negatieve uitwerking hebben op de fellowship.
Het kan dus niet zo zijn dat wij als plaatselijke gemeente, als een fellowship, bewuste en onberouwvolle zonde gedogen. Want als wij als gemeente niet Bijbels handelen tegen de bewuste en onberouwvolle zonde waar men zich niet van wil bekeren, dan zal het alleen maar schadelijk zijn voor de fellowship, voor Zijn gemeente; het is funest.
Het is als kanker in een lichaam dat onbehandeld blijft. Het lichaam zal vroeg of laat dood gaan. Paulus zegt het zo:
1 Korinthe 5:1-13 – “1Men hoort algemeen dat er hoererij onder u voorkomt, en wel zo'n vorm van hoererij waarvan zelfs onder de heidenen geen sprake is, namelijk dat iemand de vrouw van zijn vader heeft. 2En u doet zich zo gewichtig voor. Kunt u niet beter treuren, om dan hem die deze daad begaan heeft, uit uw midden weg te doen? 3Ik heb, hoewel afwezig met het lichaam, maar aanwezig met de geest, namelijk reeds besloten – alsof ik aanwezig was – om hem die dat zo gedaan heeft, 4in de Naam van onze Heere Jezus Christus, als u en mijn geest bijeengekomen zijn, in de kracht van onze Heere Jezus Christus, 5over te geven aan de satan, tot verderf van het vlees, opdat de geest behouden zal worden op de dag van de Heere Jezus. 6Uw roem is niet goed. Weet u niet dat een klein beetje zuurdeeg het hele deeg doorzuurt? 7Verwijder dan het oude zuurdeeg, opdat u een nieuw deeg zult zijn. U bent immers ongezuurd, want ook ons Paaslam is voor ons geslacht: Christus. 8Laten wij dus feestvieren, niet met oud zuurdeeg, ook niet met zuurdeeg van slechtheid en boosaardigheid, maar met ongezuurde broden van oprechtheid en waarheid. 9Ik heb u geschreven in de brief dat u zich niet moet inlaten met ontuchtplegers. 10Echter, niet in het algemeen met de ontuchtplegers van deze wereld, of met de hebzuchtigen, of rovers, of afgodendienaars, want dan zou u uit de wereld moeten gaan. 11Maar nu heb ik u geschreven dat u zich niet moet inlaten met iemand die, terwijl hij een broeder wordt genoemd, een ontuchtpleger is, of een hebzuchtige, of een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover. Met zo iemand moet u zelfs niet eten. 12Het is toch niet aan mij om hen die buiten zijn te oordelen? Oordeelt u immers niet alleen hen die binnen zijn? 13Maar hen die buiten zijn, oordeelt God. En doe de kwaaddoener uit uw midden weg.”
Kort samengevat was er iemand in de kerk in Korinthe die buitenechtelijke seks had met z’n stiefmoeder. En de kerk bedekte hun zonde met de mantel der liefde. Sterker nog, zij waren er zelfs trots op en roemde erover dat zij zo liefdevol en zo inclusief waren tegenover deze zondaar.
En Paulus zegt in duidelijke taal dat deze kerk in Korinthe in overtreding was van het overduidelijk gebod van Jezus in Mattheüs 18, waar we zo meteen naar gaan kijken.
Paulus legt ook uit dat zonde waar niets aan gedaan wordt, zich verspreid zoals zuurdeeg (of gist) in een klomp deeg, met het gevolg dat het de gehele fellowship zal aantasten en negatief beïnvloeden met alle gevolgen van dien.
In Jozua 6 zien wij de indrukwekkende vertelling van Gods overwinning over de stad Jericho.
Toen God Jozua de marsorders gaf voor deze strijd, waarschuwde God dat geen van de strijdkrachten van Israël maar iets van de met de ban geslagen buit voor zichzelf mee mocht nemen. Iets dat met de ban geslagen is moet vanuit Gods oogpunt vernietigd worden.
Ook mocht geen enkele Israëliet een voorwerp van goud, zilver, koper of ijzer voor zichzelf houden. Deze waren bestemd voor de schatkist van de HEERE.
God gaf de overwinning over Jericho aan Jozua en Israël, en iedereen ging ‘happily ever after’ naar hun tenten toe.
Vervolgens moest Jozua en Israël de volgende stad veroveren en dat was Ai. Alleen gaf God hun over deze stad niet de overwinning. Daarentegen kregen zij een pak slaag door de mannen van Ai waardoor Jozua vervolgens helemaal depri tegen God begon te jammeren en te klagen.
Jozua 7:10-13 – “10Toen zei de HEERE tegen Jozua: Sta op, waarom ligt u zo met het gezicht ter aarde? 11Israël heeft gezondigd. Ook hebben zij Mijn verbond, dat Ik hun geboden had, overtreden. Bovendien hebben zij genomen van wat met de ban gewijd was, en ook gestolen, en ook gelogen, en zij hebben het ook bij hun huisraad gelegd. 12Daarom zullen de Israëlieten niet kunnen standhouden tegenover hun vijanden. Zij zullen voor hun vijanden vluchten, want zij liggen onder de ban. Ik zal voortaan niet meer met u zijn als u de ban niet uit uw midden wegvaagt. 13Sta op, heilig het volk, en zeg: Heilig u voor morgen. Want zo zegt de HEERE, de God van Israël: Er is een ban in uw midden, Israël! U zult niet tegenover uw vijanden kunnen standhouden totdat u de ban uit uw midden wegdoet.”
God gaf duidelijk aan wat er aan de hand was, én God geeft Jozua een duidelijk bevel om hun probleem op te lossen. Het volk moest geheiligd worden en zij moesten het gebannene uit hun midden wegdoen.
Jozua moest van God de mensen bij elkaar roepen per stam, per familie, per gezin en uiteindelijk per persoon. En God was degene die de dader zou aanwijzen. En dan zegt God dit:
Jozua 7:15 – “En het zal gebeuren dat hij die aangewezen wordt als schuldig aan de ban, met vuur verbrand zal worden, hij en alles wat hij heeft, omdat hij het verbond van de HEERE overtreden heeft en omdat hij een schandelijke daad in Israël gedaan heeft.”
En na dat hele proces wees God Achan aan en Jozua vroeg aan hem om te vertellen wat hij precies gedaan had:
Jozua 7:20-21 – “20Achan antwoordde Jozua: Het is waar, ík heb tegen de HEERE, de God van Israël, gezondigd, en ik heb zo en zo gedaan. 21Want ik zag onder de buit een mooie kostbare Babylonische mantel, tweehonderd sikkel zilver, en een goudstaaf met een gewicht van vijftig sikkel. Ik begeerde ze en nam ze mee. En zie, ze zijn verborgen in de grond, in het midden van mijn tent, en het zilver eronder.”
Achan had bekend en vervolgens werd hij overeenkomstig Gods bevel gedood en verbrand:
Jozua 7:24-26a-b – “24Toen nam Jozua, en heel Israël met hem, Achan, de zoon van Zerah, en het zilver, de kostbare mantel, de goudstaaf, zijn zonen, zijn dochters, zijn runderen, zijn ezels, zijn kleinvee, zijn tent, en alles wat van hem was, en zij voerden die naar het Dal van Achor. 25Jozua zei: Waarom hebt u ons in het ongeluk gestort? De HEERE zal u in het ongeluk storten op deze dag. En heel Israël stenigde hem met stenen, en zij verbrandden hen met vuur. En zij wierpen stenen over hen, 26en richtten een grote steenhoop boven hem op, die er is tot op deze dag. Toen liet de HEERE Zijn brandende toorn varen.”
Dit is een Oud Testamentisch voorbeeld van wat er in de kerk in Korinthe plaatsvond. En Paulus handelde niet alleen volgens dezelfde principe in Jozua 7, hij handelde volgens het expliciet bevel van Jezus Christus.
Misschien heb je er nooit bij stil gestaan, maar de allereerste instructie die Jezus aan Zijn kerk geeft is te vinden in Mattheüs 18, en het heeft te maken met hoe wij om horen te gaan met zonde in de fellowship.
Mattheüs 18:15-17 – “15Maar als uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga naar hem toe en wijs hem terecht tussen u en hem alleen; als hij naar u luistert, hebt u uw broeder gewonnen. 16Maar als hij niet naar u luistert, neem er dan nog een of twee met u mee, opdat in de mond van twee of drie getuigen elk woord vaststaat. 17Als hij niet naar hen luistert, zeg het dan tegen de gemeente. En als hij ook niet naar de gemeente luistert, laat hij dan voor u als de heiden en de tollenaar zijn.”
Jezus, die God is, wist natuurlijk als Hoofd van Zijn Gemeente dat zonde in Zijn kerk waar niets aan gedaan wordt, funest is voor de fellowship. Vandaar deze essentiële instructie.
Het is eigenlijk vrij eenvoudig. Als er iemand in de fellowship zondigt of persoonlijk tegen jou zondigt, dan moet je dit onder vier ogen in liefde met elkaar bespreken.
Als de schuldige berouw heeft en om vergeving vraagt dan is het klaar. Jij vergeeft die persoon en je hebt hem of haar gewonnen, wat altijd het doel is.
Maar, als de schuldige het niet in wil zien en geen berouw toont, dan moet je één of twee anderen erbij betrekken om zo de schuldige te helpen inzien dat hij/zij gezondigd heeft en dat er bekering plaats moet vinden.
Maar, als de schuldige ook de boodschap van jullie drieën niet aanvaardt, dan moet zijn/haar zonde aan de gehele plaatselijke kerk bekend gemaakt worden zodat mensen uit de kerk die persoon een laatste kans geven om hem/haar in te laten zien dat zij gezondigd hebben. Nogmaals, het doel is om hem/haar te winnen.
Maar als de schuldige onverhoopt ook de raad en bediening van de kerkleden afwijst, dan moet de persoon in kwestie de fellowship uitgezet worden, wat ook het geval was in 1 Korinthe 5.
Dit is kort samengevat hoe de plaatselijke kerk met bewuste en onberouwvolle zonde om moet gaan. Dit is kerkelijke tucht.
Wat wij in dit soort situaties bij elke stap altijd voor ogen moeten houden is het doel van kerkelijke tucht en dat is herstel van de broeder of zuster.
Paulus had over de schuldige in Korinthe geoordeeld dat hij de kerk uitgezet moest worden. Paulus schreef dat hij reeds besloten had om degene die in zulk grove zonde leefde over te geven aan de satan tot verderf van het vlees, opdat de geest behouden zal worden op de dag van de Heere Jezus.
Het overgeven aan de satan betekent simpelweg dat die persoon uit de fellowship werd gezet en dan niet om hem per se te straffen, maar om die persoon tot het einde van zichzelf te laten komen zodat hij tot de fellowship hersteld zou kunnen worden; wat trouwens gebeurde in 2 Korinthe.
Ja, er moet keihard opgetreden worden tegen onberouwvolle zonde waarvan iemand zich niet wil bekeren, maar het mag nooit uit rancune of frustratie gebeuren.
Kerkelijke tucht moet herstel als motivatie hebben, het moet het winnen van een zondigende broeder of zuster als motivatie hebben, want hoe jij en ik een andere christen behandel is hoe ik Christus behandel.
Gelukkig hebben wij in de praktijk ondervonden dat in de meeste gevallen wij niet verder hoefde te gaan dan stap 2; dus met een of twee anderen de desbetreffende persoon aanspreken.
In de meeste gevallen hadden mensen zich bekeerd en alles was goed, het was klaar, en samen groeiden wij in liefde in de HEERE.
In enkele gevallen, waar men zich niet wilde bekeren en ook niet verder wilde gaan in het proces, zijn mensen bij ons weggegaan. En in deze gevallen kwam het vrijwel nooit verder dan stap 2. In de afgelopen 15 jaar kan ik deze gevallen op een hand tellen.
Maar, maak je mensen dan niet bang? Lopen de mensen hier dan niet op hun tenen? Creëer je hiermee niet een sfeer van argwaan? En, ben je dan niet bang dat mensen weg gaan, dat de kerk leegloopt? Want tja, dit soort draconische en liefdeloze maatregelen zijn toch helemaal niet goed voor de fellowship?
Ik kan me goed voorstellen dat mensen, anno 2022 zo denken. Maar als Jezus in Mattheüs 16 onmiskenbaar verklaart dat Hij Zijn Gemeente zal bouwen, en als het Nieuwe Testament verklaart dat Jezus het Hoofd van Zijn Gemeente is, dan moet het wel op Zijn manier, volgens Zijn regels.
En als dezelfde Jezus in Mattheüs 18 dan de onbetwistbare instructies aan de Gemeente geeft m.b.t. hoe de gemeente om moet gaan met zonde in Zijn Gemeente, dan hoef ik me toch geen zorgen over deze misplaatste bezwaren te maken? Wij hoeven als gemeente dan toch niet bang te zijn over wat goedbedoelende onwetende mensen ervan vinden?
Nee, wat wij wél moeten doen is hierin Bijbels en geleid door de Heilige Geest handelen. Ook moeten wij dit grondig uitleggen; met heel veel liefde en geduld moeten wij elkaar hierin onderwijzen overeenkomstig de Schrift.
Dus, nee. Als wij naar de Schrift handelen, en als wij met wedergeboren christenen te maken hebben die Jezus koste wat kost willen navolgen en behagen, dan zullen de mensen niet bang zijn, dan zullen ze niet op hun tenen lopen, dan zullen ze ook niet weg gaan.
Ergens in het najaar van 2016 had ik een gesprek met een jonge man die ongehuwd samenwoonde met z’n nog-niet-gelovige vriendin; en ze hadden samen een dochtertje. Het gesprek ging over het feit dat hij als belijdende wedergeboren christen in zonde leefde en dat hij zich daarvan moest bekeren.
Ik wist van tevoren natuurlijk niet hoe hij hierop zou reageren. Maar, hoe dan ook. Ik hield van deze mensen en ik moest hun de waarheid in liefde vertellen omdat God dat van mij vereiste. Een paar anderen hadden hetzelfde gesprek.
Lang verhaal kort, enkele maanden nadat gesprek was zijn vriendin tot wedergeboorte gekomen, en een paar maanden later gingen zij trouwen. Én, in de tussentijd ging zijn vriendin het huis uit totdat zij getrouwd waren. En deze, nog steeds jonge man is nu de voorganger van Calvary Chapel Flevoland.
Lieve mensen, God honoreert Zijn Woord. En wanneer wij koste wat kost handelen overeenkomstig de Schrift zal God Zichzelf sterk bewijzen.
2 Kronieken 16:9a – “Want de ogen van de HEERE trekken over de hele aarde, om Zich sterk te bewijzen aan hen van wie het hart volkomen is met Hem.”
Als ons hart volkomen met Hem is, oftewel, als wij God liefhebben met heel ons hart, ziel, kracht en verstand dan zullen wij daders zijn van Zijn Woord.
Johannes 14:23-24 – “23Als iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord in acht nemen; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen naar hem toe komen en bij hem intrek nemen. 24Wie Mij niet liefheeft, neemt Mijn woorden niet in acht; en het woord dat u hoort, is niet van Mij, maar van de Vader, Die Mij gezonden heeft.”
Zonde is een gevaar voor de fellowship. Vandaar dat Jezus ons opdraagt om het in de kiem te smoren. Dit betekent niet dat we nu opzoek moeten gaan naar zonde in elkaars leven, maar als iets openbaar wordt, als het algemeen bekend wordt, dan moeten we handelen naar de Schrift.
En zonde is niet alleen een gevaar voor de fellowship, maar het is de oorzaak van de gevallen wereld waarin wij leven. Het is de oorzaak van de dood. Het is de oorzaak van het gescheiden zijn van God. En omdat God heilig en rechtvaardig is, moet God de zonde straffen met de dood.
Daarom is Jezus naar de aarde toe gekomen; om voor onze zonden de doodstraf op Zich te nemen.
Jezus heeft de straf die ik verdien op Zich genomen zodat ik volkomen vergeven kan zijn van al mijn zonden, zodat ik gered kan zijn van de eeuwige dood, zodat ik fellowship kan hebben met God en met anderen die ook fellowship met God hebben.
In Jesaja 59 hebben wij gelezen dat de zonde God van de mens scheidt. Jezus is hier het keiharde bewijs van. Toen Hij de zonde van de wereld op Zich nam riep Hij met luide stem: ‘Mijn God, Mijn god, waarom hebt U Mij verlaten’. Mijn zonde scheidde Jezus voor een moment van God de Vader.
Als jij met je hart gelooft dat Jezus voor jouw zonden is gestorven en uit de dood is opgestaan, dan heb jij fellowship met God en met ons. Zo niet, maak vandaag de keus.