Wat ben jij aan het bouwen?
Vanmorgen pakken we de preekserie Route 66 op en we zullen in vogelvlucht gaan kijken naar het Bijbelboekje, Haggaï, de 10e van de 12 kleine profeten. Het bestaat uit slechts 38 verzen, maar is zeker een kleine krachtpatser.
Zoals bij een aantal andere kleine profeten wordt ook Haggaï door de meeste christenen ondergewaardeerd, dus hoop ik daar verandering in te brengen.
Noem de 1e 37 Bijbelboeken
Inleiding
Zoals ik al meerdere malen heb aangegeven sinds wij in de profeten zitten, hebben de profeten hun bediening uitgevoerd tijdens deze periode in de geschiedenis van Israël.
Daarom, wanneer je de profeten leest, raad ik jullie aan om de relevante passages in de in geel gekleurde boeken te raadplegen. Dit is nodig voor de context en achtergrond. En in het geval van Haggaï zou je het boek Ezra moeten lezen.
Als je dit niet doet, dan blijf je gissen over waar de profeet het heeft. Ook zal je zaken uit z’n context halen waardoor je dingen verkeerd zal toepassen, en dat is foute boel.
Omdat Haggaï zijn datering exact voor ons heeft vastgelegd, kunnen wij nauwkeurig achterhalen wanneer zijn bediening zich afspeelde.
In 1:1 staat: “In het tweede jaar van koning Darius, in de zesde maand, op de eerste dag van de maand, kwam het woord van de HEERE, door de dienst van de profeet Haggaï…”
Deze koning Darius van Perzië regeerde van ca. 522-485 v.Chr. Zijn tweede regeringsjaar was dus het jaar 520 v.Chr.
De zesde maand van het Hebreeuws kalender is voor ons ca. augustus/september, en het was op de eerste dag. Haggaï profeteerde dus vanaf dit moment. (27 september 520 v.Chr.) http://www.cgsf.org/dbeattie/calendar/?roman=520+BC
Haggaï en de profeet Zacharia waren tijdsgenoten en beide profeteerden aan de post-exilische Joden. D.w.z. de Joden die uit hun ballingschap in Babylonië terug waren gekomen in Jeruzalem.
Haggaï profeteerde vanaf de 1e van de 6e maand tot en met de 24e van de 9e maand. Dit houdt in dat zijn profetische bediening maar een kleine vier maanden lang duurde.
Maar de impact van zijn korte bediening had de wereld voor altijd veranderd. Wees dus bemoedigd en denk aan wat God in jou en door jou heen in een korte tijd kan bereiken.
Haggaï bestaat uit slechts 2 hoofdstukken met slechts 38 verzen. Maar in deze 2 korte hoofdstukken staan vier profetische uitingen die zowel een gigantisch impact hebben gehad op de wereld van toen, en ook nog zal hebben op wat nu nog toekomstig is.
De indeling is als volgt:
Hoofdstuk 1:1–2:1 bevat de aansporing om aan de slag te gaan met het bouwen van Gods tempel.
In hoofdstuk 2:2–2:10 lezen wij dat de toekomstige heerlijkheid van deze tempel veel groter zal zijn dan de prachtige tempel die door Koning Salomo gebouwd was.
In hoofdstuk 2:11–2:20 lezen wij dat hoewel het Joods volk zich in het verleden verontreinigd heeft, de HEERE hen vanaf dit moment zal zegenen. En dit vanwege hun gehoorzaamheid om de tempel toch te gaan bouwen.
In de laatste vier verzen beloofd de HEERE het koningschap en de heerschappij van de Messias, Jezus Christus.
Deel 1
Hoofdstuk 1
Vers 1 – “In het tweede jaar van koning Darius, in de zesde maand, op de eerste dag van de maand, kwam het woord van de HEERE, door de dienst van de profeet Haggaï, tot Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, landvoogd van Juda, en tot Jozua, de zoon van Jozadak, de hogepriester:”
In vers 1 worden we voorgesteld aan de profeet en aan de twee andere hoofdpersonen, namelijk Zerubbabel, de civiele leider en Jozua, de geestelijke leider. Deze twee leiders spelen een sleutelrol in dit geheel.
De situatie waarin Haggaï zich bevindt speelt zich af in het boek Ezra. We hebben in onze studies van de profeten gezien dat Juda voor zo’n 800 jaar lang tegen de HEERE heeft gezondigd en dat God hen hiervoor zou oordelen en straffen.
En Gods oordeel bereikte zijn hoogtepunt in 586 v.Chr. toen Jeruzalem en de tempel die door Koning Salomo gebouwd is, geheel door de Babyloniërs verwoest werd. De Joden werden gevangen genomen en waren voor 70 jaar lang in ballingschap. Het einde van hun gevangenschap kwam in 538 v.Chr.
Ezra 1:1-3 – “1In het eerste jaar nu van Kores, de koning van Perzië, wekte de HEERE de geest van Kores op, de koning van Perzië, opdat het woord van de HEERE, dat Hij bij monde van Jeremia gesproken had, vervuld zou worden om door zijn hele koninkrijk een boodschap te laten gaan, ook in geschrifte: 2Zo zegt Kores, de koning van Perzië: Alle koninkrijken van de aarde heeft de HEERE, de God van de hemel, aan mij gegeven, en Hij is het Die mij heeft opgedragen om een huis voor Hem te bouwen in Jeruzalem, dat in Juda ligt. 3Wie er onder u ook maar tot al Zijn volk behoort – zijn God zij met hem – laat hij optrekken naar Jeruzalem, dat in Juda ligt, en laat hij het huis van de HEERE, de God van Israël, bouwen; Hij is de God Die in Jeruzalem woont.”
Het jaar is 538 v.Chr. en Koning Kores van Perzië wordt door de HEERE bewogen om het Joods volk terug te laten keren naar eigen land. En dan niet zomaar, maar met het expliciet doel om de tempel, het huis van de HEERE te herbouwen.
Als je verder in Ezra leest dan zie je dat de Joden niet alleen deze opdracht kreeg, maar dat God ook in alles voorzien had v.w.b. middelen zoals bouwmaterialen en zelfs alle voorwerpen van de tempel die eerder door Nebukadnezar als buit meegenomen werden naar Babylon.
De Joden hadden het groen licht, zij hadden de expliciete opdracht, én zij kregen de middelen om te doen wat God hen opdroeg. Ze kregen alles mee dat ze nodig hadden.
Ondanks dat er naar schatting meer dan een miljoen Joden in Perzië waren keerden er slechts zo’n 50.000 op dit moment terug. En twee jaar na hun terugkomst begonnen ze met de bouw aan het fundament van de tempel. Dit was nu 536 v.Chr.
We gaan het nu niet lezen, maar in Ezra 4 staat dat het bouwwerk na twee jaar ophield vanwege omstandigheden en vanwege onvervulde verwachtingen. Men raakte ontmoedigd en haakte af. Dit was nu 534 v.Chr.
En vanaf dit moment kwam het werk aan de tempel zo’n 15 jaar lang stil te liggen. En dit ondanks dat zij de expliciete opdracht én de middelen van God hadden gekregen. Ter info: 15 jaar tussen Ezra 4 en Ezra 5 in.
En nu, 15 jaar later, in 520 v.Chr. komt Haggaï in beeld met het woord van de HEERE. En het eerste dat hij namens God zegt is dit:
Vers 2 – “Zo spreekt de HEERE van de legermachten: Dit volk zegt: De tijd is nog niet gekomen, de tijd om het huis van de HEERE te herbouwen.”
Door omstandigheden, door onvervulde verwachtingen, door ontmoediging haakten de Joden af. Zij stopten met het bouwen van Gods huis. En in plaats daarvan stopte zij al hun tijd, energie en zelfs Gods middelen in het najagen van hun eigen dromen, hun eigen geluk, hun eigen ik.
En zij maakten zichzelf wijs dat het niet de tijd was om zichzelf in te zetten voor het bouwen van Gods huis.
Vers 3-4 – “3Toen kwam het woord van de HEERE door de dienst van de profeet Haggaï: 4Is het voor u wel de tijd om in uw fraai overdekte huizen te wonen, terwijl dit huis verwoest ligt?”
De HEERE wind er geen doekjes omheen. Hij zegt a.h.w. jullie hebben geen tijd om aan het huis van de HEERE te bouwen, maar jullie hebben wél de tijd om jullie eigen woningen te verbouwen en te verfraaien? En dit terwijl de tempel nog steeds in puin ligt. En dit terwijl Ik jullie de expliciete opdracht en de middelen had gegeven om het te bouwen.
God zegt: hier klopt helemaal niets van.
Vers 5-6 – “5Nu dan, zo zegt de HEERE van de legermachten: Let aandachtig op uw wegen. 6U zaait veel maar brengt weinig binnen. U eet maar niet tot verzadiging. U drinkt maar wordt niet dronken. U kleedt u, maar wordt niet warm. De dagloner ontvangt zijn loon in een doorboorde buidel.”
De HEERE zegt: let aandachtig op uw wegen, oftewel, pas op de plaats, denk even goed na, waar zijn jullie mee bezig?!?
In vers 7 zegt God het alweer. God wilde dat de Joden hun eigen harten, hun levensstijl, hun motivaties, hun dromen, hun begeerten en alles dat daarmee gemoeid ging, onder de loep namen. Zij moesten een inventarisatie doen van hun leven en waar zij zich mee bezig hielden. Door niet met Gods zaak bezig te zijn raakten zij er aan gewend om geen tempel te hebben, om niet naar de kerkdienst te hoeven gaan. En God zegt: hier klopt helemaal niets van.
Vervolgens zegt God dat zij tevergeefs hun eigen welvaart en geluk najagen, want God Zelf had ervoor gezorgd dat zij niet zouden slagen, dat zij geen succes zouden ervaren.
‘U zaait veel maar brengt weinig binnen’. M.a.w. het rendement van wat zij investeerde was miniem.
‘U eet maar niet tot verzadiging’. M.a.w. zij hadden niet genoeg eten op tafel.
‘U drinkt maar wordt niet dronken’. Een beetje jammer dat het zo vertaald is, want het zou beter vertaald zijn als bij het eten. Dat er gewoon niet genoeg te drinken was.
‘U kleedt u, maar wordt niet warm’. God constateert dat hun kleding ongeschikt was, of dat ze niet voldoende kleding hadden.
‘De dagloner ontvangt zijn loon in een doorboorde buidel’. M.a.w. jullie zwoegen om geld te verdienen, maar jullie hebben gaten in jullie zakken, er blijft aan het eind van de maand niets van over. Zij waren altijd blut. Ze konden hun rekeningen niet betalen. Zij stonden altijd in het rood.
Hun situatie spreekt niet alleen van een slechte economie, maar doordat zij juist het verkeerde najaagden, doordat zij hun geluk in alles behalve in God probeerden te vinden, onttrok God Zijn zegen van hen.
En in plaats van Gods zegen ervaarde zij Gods vloek. Wat God in vers 10 en 11 zegt staat in Deuteronomium 28 beschreven.
Vers 7-11 – “7Zo zegt de HEERE van de legermachten: Let aandachtig op uw wegen. 8Ga het gebergte in, haal hout, en herbouw dit huis. Dan zal Ik er behagen in scheppen, en verheerlijkt worden, zegt de HEERE. 9U rekent op veel, maar zie, het wordt weinig. Wat u in huis bracht, daar blies Ik in. Waarom? spreekt de HEERE van de legermachten. Vanwege Mijn huis, dat verwoest ligt, terwijl u zich uitslooft, ieder voor zijn eigen huis. 10Daarom onthoudt de hemel u dauw, en het land onthoudt u zijn opbrengst, 11want Ik riep droogte uit over het land en over de bergen en over het koren, over de nieuwe wijn en over de olie, en over wat het land oplevert, over de mensen en over de dieren en over al de inspanning van uw handen.”
Waar het op neer kwam was dat Juda ongehoorzaam was en omdat zij de focus hadden gelegd op hun eigen belangen, i.p.v. op God en Zijn werk, gelukte niets dat zij poogden te bereiken.
Zij zochten naar geluk en hadden het er voor over om koste wat kost keihard te werken, maar het leverde hun niets op. Ze kwamen geen stap vooruit. Zij kwamen zichzelf elke keer tegen. Zij liepen vast.
En ik zie om me heen dat er mensen zijn die keer op keer in dezelfde foute patroon vervallen. Zoals Juda genieten ze voor een tijd van Gods goedheid/zegen en ze gaan voor een poosje mee in het Christendom, maar er hoeft maar iets te gebeuren, of als ze God niet meer nodig hebben, dan haken ze af.
En de leugen waarin zij dan komen te geloven is dat hun geluk afhangt van bijv. het veranderen van baan, of meer geld te gaan verdienen, of een nieuwe spannende relatie aan te knopen of misschien zelfs meerdere tegelijk, of uitgaan, of continue online te shoppen, of te gaan werken aan hun lichaam, hun uiterlijk. Soms jagen ze tevergeefs al deze dingen tegelijk na.
Maar hoe goed je ook je best doet om middels deze dingen je geluk te vinden, je komt er vroeg of laat altijd bedrogen uit. God weet wat je nodig hebt en Hij is er zelfs toe bereid om je met meer dan wat je nodig hebt te zegenen. Niet voor niets leerde Jezus ons het volgende in de Bergrede:
Mattheüs 6:33 – “Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.”
Psalm 1:1-3 – “1Gelukkig de mens die niet de raad volgt van wie zonder God leven, die niet omgaat met wie slecht zijn, die niet aan tafel wil zitten met wie alleen maar spotten. 2Gelukkig de mens die vreugde vindt in de woorden van de Heer, ze steeds weer overdenkt, overdag en ’s nachts. 3Hij is als een boom aan het water, een boom die altijd vrucht draagt als het de tijd ervoor is, en waarvan nooit de bladeren verdorren. Zo’n mens zal slagen, wat hij ook doet.” (GNB96)
De vraag is dan: Waar sloof jij je voor uit? En levert dat op wat God voor jou voor ogen heeft?
Heb jij door je hiervoor uit te sloven het idee dat je voorspoedig bent in alles dat je doet? Of ben jij iemand die met vrijwel alles zoiets heeft van: ‘Oh, dat heb ik weer!’?
Jezus zei in Mattheüs 5 tot 9 keer toe dat degene die God op de eerste plaats in zijn leven heeft, zalig zal zijn. D.w.z. gelukkig, zelfs voorspoedig.
Echte geluk, vrede, vreugde, en voorspoed is alleen te krijgen als de God van de Bijbel de eerste en voornaamste plek in jouw leven krijgt.
Als je hier niet voor kiest dan doe je Jezus Christus, jezelf en de mensen in je leven tekort.
De Joden die niet wilden werken aan de tempel, die God niet wilden gehoorzamen deden uiteindelijk God, zichzelf, hun kinderen, hun kleinkinderen, en ook de niet-gelovigen in hun leven te kort.
Want doordat zij alleen maar met hun eigenbelang bezig waren hadden zij geen oog voor wat God wilde doen met en in deze genoemde mensen. Maar kijk naar wat er gebeurt. Er is hoop!
Vers 12-2:1 – “12Toen luisterde Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, met Jozua, de zoon van Jozadak, de hogepriester, en heel het overblijfsel van het volk, naar de stem van de HEERE, hun God, en naar de woorden van de profeet Haggaï, die de HEERE, hun God, gezonden had; en het volk was bevreesd voor het aangezicht van de HEERE. 13Daarop sprak Haggaï, de bode van de HEERE, krachtens de boodschap van de HEERE tot het volk: Ik ben met u, spreekt de HEERE. 14En de HEERE wekte de geest op van Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, landvoogd van Juda, en de geest van Jozua, de zoon van Jozadak, de hogepriester, en de geest van heel het overblijfsel van het volk. Toen kwamen zij en begonnen het werk aan het huis van de HEERE van de legermachten, hun God, te doen, 1op de vierentwintigste dag van de zesde maand, in het tweede jaar van koning Darius.”
Haggaï sprak het woord van de HEERE zonder schroom. Hij noemde man en paard, en in dit geval luisterden Zerubbabel, Jozua en het overblijfsel van het volk naar de stem van de HEERE, naar de woorden van de profeet.
Zij bekeerden zich en vervolgens wekte de HEERE de geest op van Zerubbabel, van Jozua en van het overblijfsel van het volk zodat zij in de kracht van de Geest het bouwwerk konden verrichten en niet uit eigen kracht.
Dus, op de 24e dag van de 6e maand hervatte zij het werk aan de bouw van de tempel. Dit was 23 dagen na 1:1. In een korte tijd was er heel veel veranderd.
Wie van jullie hebben het woord van de HEERE gehoord, en wie van jullie moeten zoals zij, luisteren naar het woord van de HEERE en dat woord gehoorzamen? Wie van jullie moeten zich bekeren zodat je Gods werk zal gaan doen in de kracht van de Heilige Geest en niet uit eigen kracht?
Deel 2
Hoofdstuk 2
Vers 2-10 – “2In de zevende maand, op de eenentwintigste van de maand (27 dagen later), kwam het woord van de HEERE door de dienst van de profeet Haggaï: 3Zeg toch tegen Zerubbabel, de zoon van Sealthiël en landvoogd van Juda, en tegen Jozua, de zoon van Jozadak, de hogepriester, en tegen de rest van het volk: 4Wie is er onder u overgebleven die dit huis gezien heeft in zijn eerste heerlijkheid? En hoe ziet u het nu? Is het niet als niets in uw ogen? 5Nu dan, wees sterk, Zerubbabel, spreekt de HEERE, wees sterk, Jozua, zoon van Jozadak, hogepriester, en wees sterk, heel de bevolking van het land, spreekt de HEERE. Werk door, want Ik ben met u, spreekt de HEERE van de legermachten. 6Volgens het woord van het verbond dat Ik met u sloot, toen u uit Egypte vertrok, en Mijn Geest, Die in uw midden stond: Wees niet bevreesd! 7Want zo zegt de HEERE van de legermachten: Nog één ogenblik, en dat is een korte tijd, dan zal Ik de hemel en de aarde, de zee en het droge doen beven. 8Ik zal alle heidenvolken doen beven. Zij zullen komen naar het verlangen van alle heidenvolken en Ik zal dit huis vullen met heerlijkheid, zegt de HEERE van de legermachten. 9Van Mij is het zilver en van Mij is het goud, spreekt de HEERE van de legermachten. 10De heerlijkheid van dit toekomstige huis zal groter zijn dan die van het eerste, zegt de HEERE van de legermachten. In deze plaats zal Ik vrede geven, spreekt de HEERE van de legermachten.”
We gaan niet naar alles in dit Schriftgedeelte kijken want Mark Walsh heeft dit een maand geleden behandeld. Wat ik wel wil noemen is hoe God Juda bemoedigd om het niet op te geven.
Zij moesten sterk zijn, zij moesten door werken en zij moesten niet bevreesd zijn. En de reden hiervoor was omdat God Zijn verbond had gegeven. Hij is een God die Zijn Woord nakomt en die getrouw blijft aan Zijn verbond. Dus, vrees niet Juda. God zal doen wat Hij gezegd heeft dat Hij zal doen.
Ten tweede moesten zij sterk zijn, blijven doorwerken en niet bevreesd zijn omdat God met hen was, omdat Gods Geest in hun midden was. Hij zou het werk door hun heen doen.
Ten derde moesten zij sterk zijn, blijven doorwerken en niet bevreesd zijn omdat God in de nu nog toekomst de boel zal opschudden, Juda een blijvend koninkrijk zal geven die niet onderhevig is aan de opschudding, en dat God Zijn Zoon, Jezus Christus in vrede en in gerechtigheid zal laten regeren.
De heerlijkheid van de toekomstige tempel, wat velen denken dat het de tempel is uit Ezechiël 40-48, zal groter zijn dan de eerste tempel. En niet alleen dat, deze tempel die zij aan het bouwen zijn zou sowieso groter zijn dan Salomo’s tempel omdat zo’n 545 jaar hierna Jezus deze tempel zou bezoeken, al was het tijdelijk. Hij is de glorie en de heerlijkheid Gods.
Deel 3
In de verzen 11-20 zien wij dat God d.m.v. een praktijkvoorbeeld eerst laat zien dat Juda door haar zonden en ongehoorzaamheid bezoedeld was en dat God hen daarom niet zegende, maar strafte.
God geeft aan dat Hij Juda strafte zodat Juda zich weer terug naar God zou keren, maar dat deden zij niet.
De straf uitte zich in het feit dat alles dat zij ondernamen gewoon niet lukte.
“De bevolking leed onder de gevolgen van Gods straf. De graanoogst was voor de helft mislukt en de wijngaarden hadden maar 40% van de verwachte opbrengst geproduceerd. Deze misoogsten konden worden toegeschreven aan natuurplagen zoals korenbrand, meeldauw, hagel, maar de HEERE zegt nu dat Hij dit alles bewerkte, opdat het volk hierdoor tot inkeer zou komen. Men herkende hierin niet de vloek als straf op de zonde (Lev.26; Deut.28) en keerde zich niet tot God.” (CvB)
Wanneer wij tegen God rebelleren dan laat God ook bepaalde narigheid in ons leven toe. Hij kastijdt ons. Niet om de straf, maar omdat Hij van ons houdt en ons tot inkeer wil laten komen. Hij wil dat wij ons naar God keren.
Maar goed, nu, vanaf dit moment, vanaf de 24e dag van de 9e maand in 520 v.Chr., nu Juda God wél gehoorzaamt door o.a. de tempel te bouwen, zal God Juda uit genade vanaf dit moment weer zegenen.
Ik denk dat er een goede reden is voor waarom Haggaï zo exact deze datum heeft vastgelegd. Ik ben er zelf nog niet over uit, dus ga er nu niets meer over zeggen.
Ik ben nog bezig met allerlei berekeningen. Dus als ik Schriftelijk heb kunnen bevestigen wat ik denkt, dan deel ik mijn bevindingen met jullie via een blog of een email.
Hoe dan ook, God beloofd Juda vanaf dit moment weer te zegenen.
Deel 4
In de laatste vier verzen kijkt Haggaï ver vooruit naar het duizend-jarig vrederijk, het Millennium waarin Jezus als de Koning der koningen in vrede en in gerechtigheid zal regeren, en wij die wedergeboren zijn, samen met Hem.
De tempel werd in augustus 586 v.Chr. verwoest en de bouw van deze tempel werd voltooid in maart 515 v.Chr. Dit vervulde de profetie van Jeremia dat de Joden voor 70 jaar lang in ballingschap zouden leven; verbannen van de tempel.
Het is volbracht zoals God het had gezegd. God sprak tot Zerubbabel, Jozua en heel het overblijfsel van het volk en zij bekeerden zich. Wat heeft God vandaag tegen jou gezegd?
Wat ben jij aan het bouwen? Zegent God het of heeft God Zijn zegen van jou onttrokken?
Misschien heb jij jezelf bezoedeld door zonde. Als jij je terugkeert zal God jou vanaf dit moment weer zegenen.
Numeri 6:24-26
24De HEERE zegene u en behoede u!
25De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig!
26De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede!