Romeinen 10:1-2 (27-11-2022) IJver, zonder inzicht
Het is alweer een aantal maanden geleden dat we samen door Romeinen heen zijn gegaan, maar vandaag pakken we de studie daar weer op. We zullen vandaag samen kijken naar Romeinen 10:1-2, om te zien dat God wil dat we niet alleen ijveren, maar dat ook met het juiste inzicht.
Overzicht
De brief aan de Romeinen is door Paulus geschreven; commentatoren denken dat hij deze brief rond 57 A.D. geschreven heeft, toen hij in Korinthe was. Hij schreef naar de kerk in Rome, zonder dat hij daar zelf geweest was, om hen veel te leren en vooral ook te bemoedigen.
- Het hoofdonderwerp van de brief is ‘rechtvaardiging’. Paulus onderwijst de kerk over hoe men recht voor God kan staan. Hij maakt duidelijk dat dit vanuit onszelf niet kan en dat er maar 1 weg is om uiteindelijk recht voor God te komen te staan.
In H1-3:19a legt Paulus uit dat allen doemwaardig zijn in Gods ogen; alle mensen zijn zondaars en hebben het Evangelie nodig. Dat Evangelie is “kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft,” (H1:16). En allen hebben dit Evangelie nodig, omdat we anders in de hel eindigen.
- H3-5 gaan over de weg naar redding van dit lot, namelijk geloof in Jezus Christus. Paulus laat zien dat werken van de wet niet redden, dat werken überhaupt niet redt, en dat geloof altijd al Gods weg was. Hij haalt het OT voorbeeld van Abraham aan om dit te bewijzen.
- In H6-8 schrijft hij over heiliging, het proces dat van start gaat voor de christen, vanaf het moment dat er geloof in Jezus Christus is. In dat proces lopen we aan tegen onze tekortkomingen (H7), maar vooral tegen hoe ongelofelijk groot Jezus’ werk aan het kruis is.
Romeinen 8:1 “Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn,”
- Dit is Gods glorieuze werkelijkheid voor Zijn kinderen (H8:15), dat we eeuwig gered zijn en er “geen verdoemenis” is. Deze zekerheid mogen we hebben, zoals Paulus ons veel zekerheid meegeeft in H8.
- H9 hebben we behandeld en daarin hebben we gezien dat God trouw is. Hij is en blijft trouw aan Israël, waardoor we kunnen zien dat Hij trouw zal blijven aan de kerk. We hebben gezien dat God rechtvaardig is (v14) en dat Hij handelt zoals Hij wil.
- Hij verhardt wie eerst hun eigen hart verharden (v18), Hij verdraagt degenen die zichzelf gereedmaken voor toorn (v22). Hij maakt hen die eerst niet Zijn volk waren, nu tot Zijn volk, door geloof (v25-29).
- Paulus eindigde H9 met de conclusie dat heidenen gered worden door geloof, dat ziet men om zich heen. Tegelijk ziet men dat Israël blijft volharden in eigen werken (v31-33). En dat is de gedachte die hij oppakt in H10.
v1-2 IJver met verkeerd inzicht
Keer op keer zien we Paulus’ hart voor de verlorenen, specifiek ook voor Israël (v1). Hij begon H9 al met woorden van dezelfde strekking, om aan te geven dat hij echt van hen houdt. Hij zegt dit niet zomaar, of om ‘heilig te lijken’. Dit is echt zijn hart, dit is echt zijn verlangen.
- “de oprechte wens van mijn hart”; dit is wat er in zijn hart leefde. Dit is waar Paulus naar handelde, dit is wat zijn gedachten beheerste. Dit was een last die er op zijn hart lag, dit is waar hij mee bezig was.
Lukas 6:45 “De goede mens brengt het goede voort uit de goede schat van zijn hart, en de slechte mens brengt het slechte voort uit de slechte schat van zijn hart, want uit de overvloed van het hart spreekt zijn mond.”
Ongetwijfeld was dit ook wat zijn woorden beheerste. We zien in Handelingen dat Paulus meerdere malen éérst naar de Joden gaat, vóór hij de heidenen het Evangelie brengt. Zijn hart gaat echt uit naar zijn broeders en zusters naar het vlees; hij wil echt dat ze gered worden.
- Het Grieks is sterker dan “oprechte wens”; het gaat meer om een sterk verlangen, iets dat hij echt wil. Paulus wil echt dat zijn mede-Israëlieten gered worden. Hij verlangt daar naar, hij wil echt heel graag dat dit gebeurt.
En om dat voor elkaar te krijgen, doet hij het allerbeste dat hij kan doen: “mijn gebed tot God”. Paulus kiest ervoor om te bidden. Bidden was zijn eerste reflex, zijn eerste handeling. Hij verlangde naar iets, iets goeds, maar hij wist dat hij dat zelf niet voor elkaar kon krijgen. God moest het werk doen.
- Hij wist dat God de mens moet trekken (Johannes 6:44), dat de Geest moet overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel (Johannes 16:8). Hij weet dat het Evangelie in de harten moet komen (Romeinen 11:17) en dat de mens dan moet kiezen om te geloven (Efeze 1:13).
- Paulus bid dat Israël inziet dat uit genade we zalig worden, door geloof (Efeze 2:8). Hij wil dat ze deze gave, de genade van redding door geloof, aannemen. Hij wil dat ze gered zijn; maar hij weet vooral dat God een werk moet doen. Daar bid hij voor.
- Hij ijvert, hij bid, met het juiste inzicht, dat allen tot bekering komen. Paulus’ verlangen komt overeen met dat van God (1 Johannes 2:2), en daar handelt hij naar in gebed.
- Paulus bid dat Israël inziet dat uit genade we zalig worden, door geloof (Efeze 2:8). Hij wil dat ze deze gave, de genade van redding door geloof, aannemen. Hij wil dat ze gered zijn; maar hij weet vooral dat God een werk moet doen. Daar bid hij voor.
Filippenzen 4:6-7 “Wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God; en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus.”
Zo’n verlangen heeft de potentie om je van vrede te beroven, om je onrustig te maken, om vragen en twijfels op te laten komen. Dat is waarom Paulus juist ging bidden; hij wist dat wat er ook door zijn eigen hoofd ging, waar hij ook mee zat, gebed het enige antwoord was.
- Door te bidden wierp hij deze zorg namelijk op God (1 Petrus 5:7), i.p.v. de zorg zelf te proberen te dragen. Door te bidden liep hij niet langer zelf er mee rond, maar legde hij het in geloof bij God neer. Hij maakte het ‘Gods probleem’.
Paulus had de mogelijkheid tot veel zorgen, zoals de zorg voor alle gemeenten (2 Korinthe 11:28). Tel daarbij alle Joden op die (nog) niet geloofden in zijn tijd; hoe zwaar is die last? Hoe makkelijk kon hem dat neerdrukken? Paulus wist dat hij moest bidden, dat hij het bij God moest neerleggen.
- En dat mag jij ook leren vandaag. Er zijn zoveel dingen die ons kunnen belasten, zoveel dingen die ons zorgen kunnen baren. Het enige juiste dat je daarmee kan doen, is het in gebed bij de Heere brengen. Bij God is de juiste plek om alles neer te leggen.
- Laten we ook echt leren wat Filippenzen 4:6 leert: “laat uw verlangens in alles” bekend worden bij God. Te vaak brengen we niet alles in gebed, houden we dingen achter. Dingen die ‘te persoonlijk zijn’, ‘te diep zitten’, ‘te groot zijn’ of ‘te klein’.
- We hebben zoveel ‘redenen’, smoesjes, om dingen niet bij de Heere te brengen. En dat is een probleem, dan moet je zelf dingen sjouwen, zelf lasten dragen. Dat is ijver, met verkeerd inzicht.
- Jezus zegt niet voor niets dat Zijn juk zacht en Zijn last licht is (Mattheüs 11:28). Te vaak is ons christelijk leven echter anders, omdat we niet alles in gebed bij de Heere brengen.
- Welke verlangens heb jij? En waar bid jij voor? Paulus’ verlangen lag in lijn met Gods verlangen (1 Johannes 2:2). Vraag God om jouw verlangens te toetsten, om je te laten zien of jij wil wat Hij wil.
Zijn er dingen die jij nog voor jezelf houdt? Zijn er dingen die jij niet in gebed bij de Heere brengt? Misschien praat je erover met mensen, i.p.v. eerst met God te praten. Misschien houd je alles stil, tot je overloopt en explodeert. Misschien doe je iets anders; breng alles in gebed bij de Heere.
Paulus bad voor Israël, voor “hun zaligheid” (v1). Dat deed hij, want zij hebben “ijver voor God”, “maar niet met het juiste inzicht” (v2). Paulus doet hier 2 dingen: 1) hij erkent dat er een verlangen is bij de Joden om God te dienen, 2) ze doen dat met het verkeerde inzicht.
- Hij geeft ze een groot compliment, want ze hebben “ijver voor God”. Ze willen echt God dienen, ze willen achter Hem aan gaan. Ze zetten zich er met alles dat ze hebben voor in om dat te behalen, om op een manier te leven die God behaagt.
- Dit is echt iets geweldigs om over iemand te zeggen. Dit is ook echt te zien aan de Joden vandaag de dag. Ze zijn de hele dag bezig om de dingen te doen die volgens hen naar Gods wil zijn. Ze doen dit vol passie, vol vuur en vol overtuiging.
Tegelijk zegt Paulus iets dat heel heftig is; hun passie is namelijk niet genoeg om te redden. Door de hele brief maakt Paulus duidelijk dat redding door geloof is, niet door werken van de wet (Romeinen 3:28). Het is óf geloof in Jezus Christus, óf je probeert het zelf te verdienen door werken.
- Alleen geloof in Jezus is wat redt. En dat is precies wat er mist in de ijver van de Joden. Dat is wat Paulus’ hart breekt, dat hij Joden keihard ziet werken, hun uiterste best ziet doen, terwijl ze het belangrijkste missen: Jezus Christus.
- Hij legt uit in v3 dat ze zich “niet aan de gerechtigheid van God onderworpen” hebben. Ze zagen niet dat redding, bij bijvoorbeeld Abraham, uit geloof was. De gedachte was dat goede werken doen belangrijker was, het allerbelangrijkste.
Misschien ben jij dit ook wel; misschien denk jij dat je redding moet verdienen. Misschien denk je dat je ‘goed genoeg’ moet zijn voor God, dat Hij pas van je houdt als je alles op een rijtje hebt. Genoeg Bijbel lezen, genoeg bidden, genoeg dingen doen ‘voor God’, want anders…
Efeze 2:8-9 “Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is de gave van God; niet uit werken, opdat niemand zou roemen.”
- God biedt redding aan aan de mens, en het is puur genade. De gave van God, o.b.v. het Grieks, is “uit genade bent u zalig geworden, door het geloof” (v8) Het feit dat redding een optie is, door geloof; dat is Gods gave aan de mens.
- Jij en ik kunnen nooit goed genoeg zijn, we kunnen nooit hard genoeg werken. We hebben Gods genade nodig. We hebben het nodig dat iemand anders goed genoeg was in onze plaats; dat is het inzicht dat we moeten krijgen en aannemen.
Het is zo belangrijk dat we als christenen leren leven vanuit genade. We hoeven genade niet te begrijpen, want het is veel groot voor ons om volledig te begrijpen. Het is wel heel belangrijk dat we leren leven vanuit genade; vanuit wat Jezus ons geeft, terwijl we dat zeker niet verdienen.
- We kunnen anders in dezelfde valkuil vallen als die Paulus omschrijft voor de Joden: ijver, zonder inzicht. En dat is niet de bedoeling, dat is iets waar we alleen maar moe van worden. Dat is niet het overvloedige leven waar Jezus ons toe roept.
Galaten 3:1-3 “O dwaze Galaten, wie heeft u betoverd om de waarheid niet te gehoorzamen; u voor wie Jezus Christus eerder voor ogen is geschilderd alsof Hij onder u gekruisigd was? Dit alleen wil ik van u vernemen: Hebt u de Geest ontvangen uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof? Bent u zo dwaas? U die met de Geest begonnen bent, gaat u nu eindigen met het vlees?”
- Dit is een vorm van ijver zonder inzicht in de kerk; je redding weer willen verdienen. Dit is het denken dat God alleen van je houdt als je uit jezelf goed genoeg bent, als je genoeg vóór Hem doet. Het idee dat Zijn liefde voorwaardelijk is.
- Geen ijver
Waar Paulus de Joden het compliment kon geven dat ze ijver hadden, is dat iets dat niet over alle christenen gezegd kan worden. Sommigen van ons hebben het opgegeven, staan stil, zijn passief; misschien ben jij dat wel. Misschien weet je het allemaal niet meer en doe je daarom maar niets.
- Dat is niet hoe we in het Woord zien dat we horen te leven. Ons christen zijn hoort zichtbaar te worden in daden. Geloof zonder werken is dood (Jakobus 2). We horen ons te beijveren om de dingen van de Heere te doen, om heilig te leven, om het Woord te doen.
- Jij mag God biddend vragen of jij ijver voor Hem hebt, of jij vol passie voor Hem dingen doet. Dat is hoe Jezus leefde, Hij leefde volledig voor God. Dat is hoe de apostelen voorleefden, dat is hoe jij en ik horen te leven.
- Misschien dat omstandigheden, routine, vragen, vergeetachtigheid, passiviteit, angst, etc. ervoor gezorgd hebben dat je niet langer ijverig voor de Heere bent. Je mag terugkomen bij je eerste liefde, weer leven vanuit eerste liefde voor Hem.
Openbaring 2:4-5 “Maar Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde hebt verlaten. Bedenk dan van welke hoogte u bent gevallen en bekeer u en doe de eerste werken. Maar zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen, als u zich niet bekeert.”
Jezus zegt niet dat ze hun eerste liefde ‘kwijt waren’; “dat u uw eerste liefde hebt verlaten”. Er waren keuzes gemaakt om dingen wel en niet te doen, waardoor de eerste liefde weg was. Dat is het gevaar voor ijver als christen; dat je ijver voor God vervangen wordt door andere dingen.
- Dit gaat heel geleidelijk, stapje voor stapje. Misschien door omstandigheden, misschien door gekwetst te zijn, misschien onbewust; maar je hebt keuzes gemaakt. En die keuzes zorgen ervoor dat er minder tot geen ijver meer is voor God.
Guzik: “Dit betekent dat ze terug moesten naar de basis, naar de eerste dingen die ze deden toen ze voor het eerst verliefd werden op Jezus. Dit zijn de dingen die we nooit ontgroeien. Wat zijn de eerste werken? Herinner je je hoe tijd doorbracht in het Woord? Hoe je bad? De vreugde van het samenkomen met andere christenen? Hoe je het geweldig vond om anderen over Jezus te vertellen?”
Ga terug naar de eerste werken, ga weer aan de slag met je Bijbel, kies om te bidden. Vraag God om je die vreugde terug te geven, zodat je weer vol vuur zal ijveren voor Hem. Dat is het leven waar je voor geroepen bent, dat is hoe jij je tijd en energie mag besteden tot Gods eer.
- Geen inzicht
De Joden werkten zonder inzicht; ze hadden niet het inzicht dat Jezus de Messias was. Veel christenen hebben een vergelijkbaar probleem: ze ijveren zonder inzicht. Ze willen dienen, helpen, etc., maar zonder het benodigde inzicht.
- Sommigen denken de bediening van correctie te hebben; ze willen te pas en te onpas anderen corrigeren. Het is hun taak om op hun tijd en hun manier mensen terecht te wijzen. De ander moet het maar aannemen, ongeacht de manier waarop het gebracht wordt.
- Het Woord geeft instructies over elkaar corrigeren(e.g. Galaten 6:1), toch willen ze het op hun eigen manier doen. Ze laten niet de liefde regeren, maar hun ‘bediening van correctie’. Correctie op hun correctie valt vaak slecht; er mist Bijbels inzicht.
- Anderen vinden dat zij het Woord kunnen brengen, want ze hebben bepaalde vaardigheden die daarbij helpen. Ze kunnen goed presenteren, zijn goed met mensen, etc. en daarmee zijn zij de perfecte persoon om het Woord te brengen.
- Ze gaan daarbij voorbij aan wat 1 Timotheüs 3 en Titus 1 leren. Ze willen gewoon dienen en zien in de Woord verkondiging de juiste bediening. Dingen als koffie schenken, de crèche doen, stoelen opzetten, etc. is niet genoeg. Ze moeten preken.
- Weer anderen willen alleen dingen doen die ‘op hun niveau’ zijn. Ze willen wel dienen, maar alleen als het naar hun mening ‘bij hen past’. Geen koffie zetten, stoelen neerzetten, billen schoonmaken, etc. Alleen dingen die intellectueel, creatief, etc. bij hen passen.
- Ook hier gaan we voorbij aan dat we niks uit eigenbelang moeten doen (Filippenzen 2:3-4), maar juist alles voor de ander. We horen de ander lief te hebben (Mattheüs 22:39); op de manier die de ander Bijbels gezien verdient.
- Nog een vorm van ijver zonder inzicht is alleen ijveren als het jou uitkomt qua tijd. Je wil wel dienen, maar alleen als het in jouw agenda past. Opnieuw gaat het hier om jou, i.p.v. om de ander. Het gaat om jouw comfort, i.p.v. wat Jezus van jou vraagt.
- 1 Petrus 4:10 leert dat we de ander moeten dienen; daar staat niks bij over het wel/niet uitkomen van dat dienen. We horen te sterven aan onszelf (Lukas 9:23), wat betekent dat we soms dingen op een tijd moeten doen ‘die niet uitkomt’.
- Een andere vorm van ijver zonder inzicht, is dat het dienen ‘niet over jouw grenzen heen mag gaan’. Je wil wel dienen, je bent wel bereid; maar alleen tot op zekere hoogte. Als dingen ‘te veel worden’, dan moet het dienen ophouden.
- In 2 Korinthe 1:8 vertelt Paulus dat hij het boven vermogen zwaar had. Dat was geen reden om de handdoek in de ring te gooien; we mogen allemaal leren dat Gods genade ons genoeg mag zijn (2 Korinthe 12). Daar mogen we uit halen wat nodig is.
- Een laatste vorm van ijver zonder inzicht, is als je alleen wil ijveren voor bepaalde mensen. Je bent niet bereid om iedereen te dienen, maar alleen specifieke mensen. Dat uit zich in kleine dingen, zoals dat je altijd met dezelfde mensen praat op zondag, of mensen ontloopt.
- Paulus leert in Romeinen 12:18 dat we in vrede moeten leven met allen, voor zover het aan ons ligt. Jezus leert dat we elkaar moeten liefhebben (Johannes 13:35), waarbij er geen kwalificatie staat dat dit alleen over ‘leuke’ mensen gaat.
In al deze gevallen, en meer, kunnen we dienen, ijveren, maar kan inzicht ontbreken. We kunnen als christenen hier lelijk onze neus stoten, zelfs zondigen. Veel van de motieven die ten grondslag liggen aan de genoemde manieren van handelen, liggen in een hart dat rebelleert tegen God.
- In alle genoemde gevallen is het een bewuste keuze om iets te doen zoals je dat zelf wil. In andere gevallen gaat het om onwetendheid, waar er wel openheid is om dingen Bijbels juist te doen. In alle gevallen is het nodig dat er inzicht gezocht wordt.
Christen, hoe zit het met jouw ijver, heb jij ijver voor God, maar dan zonder inzicht? Val jij in een van de categorieën die ik noemde van ijveren, maar dan op jouw manier? Bekeer je hiervan, ga terug naar God. Ga terug naar Hem en vraag Hem om jou te laten leven naar Zijn hart, naar de nieuwe schepping.
Psalm 111:10 “De vreze des HEEREN is het beginsel van wijsheid, allen die ernaar handelen, hebben een goed inzicht; ”
God vrezen is het begin van wijsheid, van inzicht. Dé manier om God te gaan vrezen, is God te gaan leren kennen. Hoe meer je ziet Wie Hij is, hoe meer je onder de indruk zal raken van Wie Hij is. En hoe meer je onder de indruk bent van Wie Hij is, hoe meer je Zijn wil zal willen doen.
Ross: “‘De vreze des Heeren’ uit zich uiteindelijk in eerbiedige onderwerping aan de wil van de Heere en is daarmee een goede omschrijving van een echte aanbidder.”
Door inzicht in Wie God is, zal je Hem willen gehoorzamen op Zijn manier. Je zal Hem willen dienen en tegelijk weten dat je dat zelf niet kan. Je zal inzien dat je Hem alleen kan aanbidden door Zijn genade, door het werk van de Geest in jouw leven. Je moet God gaan kennen, door Zijn Woord heen.
- De Joden in Paulus’ tijd bestudeerden meer commentaren dan Gods Woord; ze mistten uiteindelijk dat het Woord over Jezus getuigt (Johannes 5:39). Ze mistten dat ze door het Woord heen God konden leren kennen en daardoor inzicht in Hem konden krijgen.
- Dat inzicht had moeten leiden tot geloof in God, tot overgave aan Hem. Niet tot de ijver die ze nu hadden, ijver zonder inzicht. Dat inzicht had moeten leiden tot het accepteren van de Messias, die deed wat God wilde; niet wat zij wilden.
Vreze des Heeren hoort in jouw en mijn hart te leven. Diep ontzag voor God, zodat we correct inzicht zullen hebben. En dat juiste inzicht zal dan leiden tot de juiste ijver. IJver mét inzicht; dat is wat nodig is in jouw en mijn leven.
- Het is zo belangrijk dat Gods Woord rijkelijk in jou woont, dat kan onze levens op het juiste pad houden (Psalm 119). God zal je door Zijn Woord leiden om je te beijveren in de juiste dingen, met het juiste inzicht erbij. Je zal inzicht krijgen in Gods hart en daar naar handelen.
Dit inzicht is ook dat ieder mens redding nodig heeft. Ieder mens is zondig en schiet tekort t.o.v. Gods standaard (Romeinen 3:23). Daarom heb jij geloof nodig, geloof in Jezus Christus. Geloof in Jezus, bekeer je van je zonde en vraag Jezus om vergeving. Dat is wat nodig is om gered te worden.
Christen, God wil dat jij Zijn hart voor mensen en situaties hebt. Hij wil dat jij ijvert mét inzicht.
- Wat leeft er in jouw hart; zijn dat dingen die ook in Gods hart zijn?
- Beijver jij je voor God? Zet jij je in met alles dat je hebt voor Hem en Zijn doeleinden? Of heb jij ijver zonder inzicht?
- Heb jij Bijbels inzicht? Of denk jij naar menselijke/wereldse standaarden? Laat Gods Woord je hart en gedachten vormen.
Romeinen 12:2 “En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.”