Jezus is baas over het (boven)natuurlijke

Mattheüs 8:23-34

Waar hebben mensen het dagelijks over? Of, wat wordt dage-lijks aan ons bekend gemaakt door diverse media?
1. Het weer! Wij krijgen weerberichten via de media, op onze smartphones.
2. Wij horen mensen praten over het weer. Wij horen mensen klagen over het weer. Zelf klagen wij ook over het weer.
  1. Het is te koud, of te nat, of het waait te hard, of het is te warm, of te benauwd…
    1. Het weer wordt dagelijks besproken. Het is zelfs zo dat als je niets anders te zeggen hebt, dan kan je tenminste nog praten over het weer.
  2. Het weer is veelal bepalend voor wat wij doen. Als ik bij-voorbeeld wil BBQ’en, dan doe ik dat liefst wanneer het droog en warm is, met een zacht briesje.
    1. Het weer is veelal ook bepalend voor onze stemming. Ik ben veel gelukkiger wanneer het droog, zonnig en rond de 25 graden is, dan wanneer het vies nat, winderig en onder 25 graden is.

En in mijn voorbereidingen op het gedeelte dat wij vanmor-gen gaan behandelen werd ik bepaald door het feit dat de storm waar Mattheüs in hoofdstuk 8 over schrijft, een feno-meen is dat vóór de zondeval en vóór de vloek niet bestond.
1. Dus niet alleen de zonde en de ziekte, waar wij het de afgelopen weken over gehad hebben, zijn een gevolg van de zondeval en de vloek, maar ook het weer zoals wij die kennen is een gevolg van de zondeval en de vloek.
2. In Genesis 2 zien wij dat God het niet liet regenen op aar-de, maar dat er een damp uit de aarde kwam die heel de aardbodem bevochtigde. Ook zien wij daar dat een rivier de hof van Eden bevochtigde.
  1. Pas in hoofdstuk 7, wanneer God zijn toorn over de aar-de uitstort d.m.v. de zondvloed zien wij voor het eerst regen.
    1. Het weer was vóór de zondeval, vóór de vloek heel anders. Ik durf te zeggen dat het weer toen perfect was. Dat het zelfs geen issue was. Dat Adam en Eva er niet eens van bewust waren…
    2. Maar nu is dat anders. En vanmorgen gaan wij zien dat Jezus Christus niet alleen op het gebied van zonde en ziekte de zondeval en de vloek ongedaan zal maken, maar ook het natuurlijke en het bovennatuur-lijke.

Vers 18 – “¹⁸Toen Jezus een grote menigte om zich heen zag, gaf Hij bevel naar de overkant te varen.”

Verzen 19-22 die wij vorige week hebben behandeld kunnen wij zien als ‘tussen haakjes’. Want in vers 23 pakt Mattheüs het op waar vers 18 was gestopt.

Vers 23-24 – “²³En toen Hij aan boord van het schip gegaan was, volgden Zijn discipelen Hem. ²⁴En zie, er ontstond een grote onstuimigheid in de zee, zodat het schip door de golven bedekt werd; maar Hij sliep.”

In het parallel verhaal in Markus 4 zien wij dat er meerdere boten waren die naar de overkant gingen. En Jezus zei tegen hen: “laten wij overvaren naar de overkant”.
Ik geloof dat als Jezus zegt dat Hij iets wil gaan doen, ik er 100% zeker van kan zijn dat Hij het waar zal maken.
1. Toen Jezus tegen hen zei: “laten wij overvaren naar de overkant”, twijfelde Jezus er absoluut niet over of zij het nu wel of niet zouden redden.
  1. Ik geloof ook dat de discipelen er totaal niet over twij-felde, want in geen van de drie evangeliën zien wij dat zij tegenspartelden.
  2. Dus, ik ga ervan uit dat de discipelen er in geloofden dat zij veilig op de plaats van bestemming aan zouden komen.

Maar, dan gebeurt er iets onverwachts. Er ontstaat een hevige storm zodat het schip door de golven bedekt werd. In Lukas 8 staat er dat het schip vol liep met water en dat zij in nood waren.
1. Een aantal van hen, waaronder Petrus, Andreas, Johannes en Jakobus waren ervaren zeemannen. Deze hadden er onge-twijfeld alles aan gedaan om te voorkomen dat het schip vol liep. Maar ondanks hun ervaring en vaardigheden was de storm te hevig om te voorkomen dat het schip zou zinken.
2. En op het moment dat zij tot het besef kwamen dat zij er zelf niets meer aan konden doen, gingen zij naar Jezus toe, die achter in het schip lag te slapen, maakte Jezus wakker en zeiden in vers 25:

Vers 25 – “²⁵En Zijn discipelen kwamen bij Hem, wekten Hem en zeiden: Heere, red ons, wij vergaan!”

Ik geloof voor geen enkel moment dat de discipelen overdre-ven. De situatie was acuut en zij konden geen kant meer op. En wat zij op dat moment meemaakten was echt!
Hoe vaak bevinden wij ons niet in een figuurlijke storm waarin wij alle mogelijke oplossingen hebben bedacht, waarin wij er alles aan gedaan hebben om de situatie onder controle te krijgen, maar dat het ons gewoon niet lukt.
1. Maar dan in plaats van dat wij, zoals de discipelen naar Jezus toe gaan en Hem vragen om ons te redden, blijven wij uit wanhoop maar aanmodderen in de storm waarin wij ons bevinden.

Er zijn vanmorgen mensen in ons midden die zich op dit moment in een storm bevinden, die zichzelf op eigen kracht en met eigen wijsheid en inzicht proberen te redden. En jouw schip loopt vol met water en dreigt te zinken.
1. Misschien heb je alle mogelijke oplossingen bedacht, mis-schien heb je er alles aan gedaan dat binnen jouw vermogen ligt om controle over de situatie te krijgen?
  1. Misschien heb je zelfs gedaan wat jij denkt dat God van jou verwacht.
  2. En doordat er geen uitweg mogelijk lijkt te zijn, doordat jouw situatie hopeloos lijkt, denk je misschien dat het God niets kan schelen.
    1. Hier in vers 25 staat dat de discipelen tegen Jezus zeggen: “Heere, red ons, wij vergaan!” Maar Markus legt het in meer details vast. Markus 4:38 zegt: “Mees-ter, bekommert U Zich er niet om dat wij vergaan?”
    2. a.w. Heere, God, kan het u niets schelen dat wij vergaan?
    3. Misschien ben je door de vele stormen in jouw leven op het punt gekomen dat je er stellig van over-tuigd bent dat het God niets kan schelen.
      1. Hoe echt dat ook mag lijken, is dat absoluut niet waar.

Vers 26 – “²⁶En Hij zei tegen hen: Waarom bent u angstig, klein-gelovigen? Toen stond Hij op en bestrafte de winden en de zee, en er kwam een grote stilte.”

Jezus kan er niet bij! Hij begrijpt er niets van dat de discipelen zo angstig waren en vraagt hen waarom zij zo angstig zijn.

Markus 4:40 – “Waarom bent u zo angstig? Hebt u dan geen geloof?”

Vanuit het menselijk oogpunt is het in mijn mening logisch dat de discipelen angstig waren. Hun schip stond op het punt om te zinken en zij dachten echt dat zij allemaal zouden ver-gaan.

Maar de vraag die mij bezig houdt is waarom Jezus hen vraagt waarom zij zo angstig zijn en dan meteen daarna vraagt: “Hebt u dan geen geloof?”

Jezus legt hier een link tussen hun angst en het geen geloof hebben.

Wij weten uit dit verhaal dat zij bang waren omdat zij zou-den vergaan, want in vers 25 zeiden zei: “Heere, red ons, wij vergaan!” Maar, waarin geloofden de discipelen niet?
Geloofden de discipelen niet dat zij veilig aan de overkant zouden aankomen of heeft Jezus het hier over iets anders, over iets dat veel verder en veel dieper gaat dan alleen de fysieke redding waar zij naar vroegen!
1. Nou, volgens het verhaal lijkt het er sterk op dat de di-scipelen zo overdonderd waren door de omstandigheden, dat zij voor hun leven vreesde en dat zij niet geloofden dat zij uiteindelijk veilig aan de overkant aan zouden komen.
  1. Maar ik denk niet dat Jezus per se uit is op een geloof in resultaten. M.a.w. het gaat Jezus niet om het geloven in een bepaalde uitkomst, maar om het geloof in Hem, in wie Hij is en wat Hij uiteindelijk gaat bewerkstelligen.
    1. Bijvoorbeeld, de hoofdman over honderd wiens knecht verlamd was had geloof in Jezus, dat Hij dé Messias is, dat Jezus God is.
    2. En de respons van Jezus op het geloof van deze man was dat Jezus Zich verwonderde over zijn geloof!
  2. Johannes 20:30-31 – “³⁰Jezus nu heeft in aanwezigheid van Zijn discipelen nog wel veel andere tekenen gedaan, die niet beschreven zijn in dit boek, ³¹maar deze zijn beschreven, opdat u gelooft dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat u, door te geloven, het leven zult hebben in Zijn Naam.”
    1. Johannes heeft 7 tekenen in zijn Evangelie vastgelegd om te bewijzen dat Jezus de Christus is, de Zoon van God.
    2. Johannes zegt niet dat hij deze tekenen vastgelegd heeft om te bewijzen dat Jezus water in wijn kan doen veranderen, of dat Jezus, een man die reeds 38 jaar ver-lamd was, kon genezen, of dat Jezus 5.000 man plus vrouwen en kinderen met twee vissen en vijf broden kon voeden.

Nee, het gaat er niet om dat men per se geloofd in de dingen die Jezus allemaal kan doen, het gaat erom dat men per se geloofd dat Jezus de Christus is, dat Hij dege-ne is die de zondeval en de vloek ongedaan kan maken, dat Hij de enige is die de mens kan redden van de eeuw-ige ondergang.

En dus, wanneer Jezus zijn discipelen in de boot vraagt “Waarom bent u zo angstig? Hebt u dan geen geloof?”, dan zegt Jezus eigenlijk: “geloven jullie dan niet dat Ik de Christus ben?”
1. Want op het moment dat zij met heel hun hart geloven dat Jezus, de Christus is, dat Hij God is, die gekomen is om de zondeval en de vloek ongedaan te maken, dan zul-len zij vanzelf geloven dat voor Hem niets onmogelijk is.
  1. Jeremiah 32:27 zegt dat voor God niets onmoge-lijk is. Jezus zegt ook in Mattheüs 19:26 dat bij God alle dingen mogelijk zijn.
2. Dus, toen Jezus zei: “Laten wij overvaren naar de over-kant”, was het God Zelf die dat zei.
  1. En nadat Jezus hen vroeg waarom zij angstig waren en waarom zij niet geloofden dat Hij de Christus is, doet Je-zus iets zo radicaal dat zijn discipelen niets anders konden doen dan te erkennen dat Jezus God is.

Vers 26b-27 – “^26b…Toen stond Hij op en bestrafte de winden en de zee, en er kwam een grote stilte. ²⁷De mensen verwonderden zich en zeiden: Wat voor Iemand is Dit, dat zelfs de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn?”

Door de wind en de zee te bestraffen zodat het meteen stil werd, toonde Jezus aan dat Hij als dé Christus, DE heerser over de schepping, over de natuur, over het weer, over deze storm, is.
1. Laat videos zien.
2. Kan je je het voorstellen? De discipelen denken dat zij zullen vergaan door de hevige storm, maar op het moment dat Jezus de wind en de zee bestrafte kwam er onmiddelijk een grote stilte.
3. Jezus toonde hiermee aan dat Hij, ook de vloek over het weer, de baas was. De natuur, de winden en de zee waren Jezus gehoorzaam!
  1. En het gevolg was dat mensen zich over Jezus verwon-derden.

Vers 28 – “²⁸En toen Hij aan de overkant was gekomen, in het land van de Gergesenen, kwamen twee mensen die door demo-nen bezeten waren, Hem tegemoet; zij kwamen uit de grafspe-lonken en waren zeer gevaarlijk, zodat niemand langs die weg voorbij kon gaan.”

Satan, oftewel de duivel is een engel die Lucifer heet. En toen hij tegen God in opstand kwam, had hij 1/3 deel van alle enge-len overgehaald om samen met hem in opstand gaan. (Ezechiël 28:12-17, Openbaring 12:4)
1. Vervolgens had God satan en deze engelen verbannen en heeft de hel voor hen gemaakt waarin zij in de toekomst voor eeuwig zullen blijven.
2. Maar, tot die tijd is satan de heerser van de wereld, van het wereld systeem dat zich tegen de God van de Bijbel verzet. En de verbannen engelen worden in de Bijbel demonen genoemd.
3. En deze demonen zijn er alleen maar op uit om de mens-heid te verwoesten. Om de mensheid van de ware God af te houden.
  1. En één van de vele dingen die de demonen doen om de mens te verwoesten, is, de mens te bezetten.
4. Deze twee mensen waren door demonen bezeten. Dit bete-kent dat de demonen volledige controle hadden over hen.
  1. De demonen hadden de macht en de controle over hun gedachten, over hun emoties, over hun daden, hun hele wezen.
  2. Mattheüs schrijft dat deze mensen zeer gevaarlijk waren. Over één van hen zegt Markus 5 dit : “³Hij hield in de grafspe-lonken verblijf, en niemand kon hem binden, zelfs niet met ketenen. ⁴Hij was namelijk dikwijls met boeien en ketenen gebonden geweest, maar de ketenen waren door hem in stuk-ken getrokken en de boeien verbrijzeld, en niemand was in staat hem in bedwang te houden. ⁵En hij was altijd, nacht en dag, op de bergen en in de grafspelonken en hij schreeuwde en sloeg zichzelf met stenen.”
    1. Vandaag de dag stoppen wij dit soort mensen in een psychiatrische inrichting en pompen hun vol met medicij-nen, maar in die tijd liepen zij vrij rond.

Vers 29 – “²⁹En zie, zij riepen: Jezus, Zoon van God, wat hebben wij met U te maken? Bent U hier gekomen om ons te pijnigen vóór de tijd?”

Het bijzondere van demonen is dat zij precies weten wie Jezus is. Er is geen enkele demoon die Jezus niet kent. Jakobus 2:19 zegt dat demonen in God geloven en sidderen van de angst.
1. En hier zien wij dat deze demonen die de mensen bezaten niet alleen weten wie Jezus is, maar zich afvragen wat Jezus daar doet.
2. Wat moet U met ons, wat doet U hier? Vragen zij. En dan laten zij ons zien dat zij er volkomen van bewust zijn dat zij een toekomst tegemoet gaan van straf en pijniging in de hel.
  1. Zij zeggen als het ware: “Ho even, U bent veel te vroeg, hier hebben wij niet op gerekend, het is onze tijd nog niet!”
3. In tegenstelling tot de mens weten demonen dat zij voor eeuwig in de hel gestraft zullen worden. En met die weten-schap doen zij er alles aan om zo veel mogelijk mensen ook de hel in te krijgen.
  1. Soms zie je in films dat een kwade crimineel iemand neerschiet en vlak voordat hij dat doet zegt hij tegen die persoon: “I’ll see you in hell!”.
  2. Of wanneer een kwaad persoon op het punt staat om ten onder te gaan, dan zeggen zij: “I’m taking you down with me!”.
    1. Dit is satan’s levensdoel! Om de kroon van Gods schepping, de mens, voor eeuwig te verwoesten.

Vers 30-32 – “³⁰En ver bij hen vandaan was een grote kudde varkens aan het weiden. ³¹De demonen smeekten Hem: Als U ons uitdrijft, sta ons dan toe dat wij in die kudde varkens gaan. ³²En Hij zei tegen hen: Ga. En zij gingen uit hen weg en trokken in de kudde varkens; en zie, de hele kudde varkens stortte van de steilte af de zee in, en zij stierven in het water.”

Omwille van de tijd kan ik hier niet dieper op ingaan. Wat ik wel wil zeggen is dat Jezus het voor het zeggen had.
1. En Jezus stond het de demonen toe om zo’n 2.000 varkens te bezetten.
2. Wat er vervolgens met de demonen gebeurde nadat de varkens in de zee verdronken weten wij niet. Wat wij wel weten is dat Jezus dit allemaal onder controle had en de mensen hierdoor liet zien dat Hij ook het bovennatuurlijke de baas is.

Vers 33-34 – “³³En zij die ze weidden, vluchtten; en toen zij in de stad gekomen waren, berichtten zij al deze dingen én wat er met de bezetenen gebeurd was. ³⁴En zie, heel de stad liep uit, Jezus tegemoet; en toen ze Hem zagen, smeekten ze Hem of Hij uit hun gebied wilde vertrekken.”

Dit is één van de meest trieste verhalen in het N.T.
1. Jezus toont Zijn Majesteit, Zijn macht over de satan en de demonen. Hij toont zijn liefde en zijn ontferming over de be-zetenen en vervolgens verwerpen de mensen Hem.
2. Vaak zeggen mensen tegen mij dat zij eerst willen zien voordat zij willen geloven.
  1. Maar daar geloof ik niks van. Want ik zie dat God heel duidelijk aan het werk is in het leven van zo’n persoon, maar zij willen het niet zien, omdat zij niet willen geloven.
  2. Deze mensen hadden concreet bewijs! En wat deden zij? Zij verwierpen Jezus, de Christus! Maar…

Markus 5:18-20 – “¹⁸En toen Hij in het schip ging, smeekte degene die bezeten was geweest Hem of hij bij Hem mocht blij-ven. ¹⁹Jezus stond hem dat echter niet toe, maar zei tegen hem: Ga naar uw huis, naar de uwen, en bericht hun alles wat de Heere bij u gedaan heeft, en hoe Hij Zich over u ontfermd heeft. ²⁰Toen ging hij weg en begon in het gebied van Dekapolis alles te verkondigen wat Jezus voor hem gedaan had, en ze verwonder-den zich allen.”

Deze man was Jezus zo dankbaar, was zo vol van Jezus dat hij Jezus niet wilde verlaten. Hij wilde alleen maar bij Jezus zijn.
1. Zo is het ook met een mens die tot wedergeboorte komt. Hij/zij is Jezus zo dankbaar, is zo vol van Jezus dat hij/zij alleen maar bij Jezus wil zijn.
  1. Toen ik tot bekering kwam en mij aansloot bij de Calvary Chapel wilde ik alleen maar met de mensen van de gemeente optrekken.
  2. Ik was er elke zondag, elke woensdagavond, elke gelegenheid die ik kreeg om fellowship te hebben met het Lichaam van Christus, greep ik aan.

Als de gemeente elke dag samen zou komen, dan zou ik er elke dag bijgeweest zijn.
1. En zo ook met deze man. Hij wilde niets anders dan met Jezus en Zijn gemeente optrekken.

Maar, kijk wat Jezus doet. Ondanks dat de mensen van die stad Hem hadden verworpen, stuurt Jezus deze man naar hen toe als een zendeling om het Evangelie aan de mensen te brengen.

BIDDEN

mensen in de storm
mensen die niet IN Jezus geloven
mensen die Jezus verwerpen
mensen die Jezus roept om over God te vertellen
Voor Jezus is niets onmogelijk

ZEGEN 1 Petrus 5:10-11

Jezus is baas over het (boven)natuurlijke – Mattheüs 8:23-34

DATUM

SPREKER

PREKENSERIE

BIJBELBOEK

Jezus is baas over het (boven)natuurlijke

Mattheüs 8:23-34