Romeinen 12:7 (28-4-2024)
Vorige week hebben we gezien wat een Bijbelse blik op profetie is. God is door het hele Woord bezig met profetie; woorden van opbouw, troost en vermaning. De vraag was, en is, of jij ervoor open staat om door God gebruikt te worden op dit vlak, of dat iets anders, als angst, hierin regeert.
- Vanochtend gaan we verder naar de volgende genadegave: “dienstbetoon”.
v7
Heel belangrijk in het bestuderen van de genadegaven, is dat je luistert. Luistert naar de Heilige Geest, zodat Hij duidelijk kan maken welke genadegave(n) Hij jou gegeven heeft. Hij heeft namelijk gezegd dat de kerk deze gaven heeft (v6), waarmee Hij o.a. wil zeggen dat jíj een gave hebt en mag inzetten.
- Je mag dus luisteren naar Zijn stem, om te horen wat Hij zegt dat de gave is die jij hebt. De gave waarmee jij Zijn gemeente, Zijn koninkrijk mag dienen. En elke gave is belangrijk, is net zoveel waard in Zijn ogen, elke gave is noodzakelijk voor de gemeente.
Staar je niet blind op één gave, of als Hij je een keer met een gave gebruikt heeft. Blijf vragen wat Hij voor jou heeft, want het kan zijn dat Hij besluit je (tijdelijk) in te zetten met een andere gave. Maar vraag Hem welke gave(n) Hij jou gegeven heeft. Jij bent de kerk, jij hebt gaven.
- Kijk ook niet op tegen de een of andere gave, laat de Geest spreken. Kijk niet neer op een gave, maar laat God bepalen wat Hij vindt dat jij mag doen. Niks is beter in Zijn ogen, Hij wil dat we Hem dienen, voor Hem beschikbaar zijn, Hem gehoorzaam zijn. Luister jij?
- Wat is de genadegave?
Dienen is een zeer belangrijk punt in Gods ogen. Ten eerste wil Hij dat we Hem dienen (1 Samuel 12:24), tegelijk horen we ook elkaar te dienen (Galaten 5:13). Wat we hier zien (v7), is dat ‘dienen’ ook een gave van de Heilige Geest is. Een gave die aanwezig is in de kerk en (zeer) noodzakelijk is.
- Wat we hier zien, is dat dienen in de kerk iets is waar de Heilige Geest voor nodig is. En dan specifiek als het gaat om dienen met de genadegave van “dienstbetoon”. Het idee van dit woord is ‘dienen in opdracht van een ander’.
- Dat is ook de oorsprong van het woord dat wij vertalen als ‘diaken’. Het gaat om iemand die een opdracht van een ander krijgt en die uitvoert. En die voert dat niet zomaar uit, maar doet wat nodig is, met volle inzet en met de juiste houding.
Dát is wat dienen is in Gods koninkrijk, dát is wat de genadegave van “dienstbetoon” is. Dit gaat om de gave om te dienen, de ander te dienen, de kerk te dienen. Deze gave komt tot uiting door mensen die bereid zijn om altijd, overal, in alles te dienen.
- Als je ze een vraagt stelt, doen ze het. Je hoeft je niet af te vragen of ze het wel écht doen, of ze het wel wíllen, o.i.d. Nee, deze mensen willen dienen. Ze zien dat het dienen van de ander, het dienen van God is. Ze zien in dat God hen vraagt om praktische zaken op te pakken.
- Dat maakt dit niet ‘minder’ of ‘minder geestelijk’ dan profetie. Profetie is een genadegave waar je woorden voor moet gebruiken; “dienstbetoon” is een gave waar vaak geen woorden voor nodig zijn.
- Je zegent een ander door praktische dingen op te pakken. Je laat Gods genade zien aan de ander, door iets heel praktisch op te pakken. Gods liefde wordt getoond naar de ander, door de ander te dienen. Dat is net zo geestelijk als alle andere gaven.
Net zoals je niet altijd doorhebt dat je woorden van profetie spreekt, heb je deze gave ook niet altijd door. Je ‘doet dingen gewoon’. Je dient gewoon, je helpt, je bent gewoon bezig. Als je een nood hoort, spring je in het gat en helpt. En je doet het niet voor mensen, maar je dient God.
- Dat besef is heel belangrijk als het gaat om dienen met genadegaven. Iets stopt met het zijn van een ‘genadegave’, als het af gaat hangen van eigen inzet. Je bent niet langer afhankelijk van de Heilige Geest als je het zelf kan, als je niet langer Zijn genade nodig hebt.
- Hoe deed Jezus dit
Als christenen is een van de belangrijkste dingen, die Paulus ook in deze brief aangeeft, dat we méér op Jezus gaan lijken (Romeinen 8:29). We horen Hem meer en meer gelijk te worden, in woord en in daad. Jezus sprak profetie; Jezus diende. Bij elk van de genadegaven moeten we kijken wat Hij deed.
Johannes 13:2-5 “Toen dan de maaltijd plaatsvond en de duivel Judas Iskariot, de zoon van Simon, al in het hart gegeven had Hem te verraden, stond Jezus, Die wist dat de Vader Hem alle dingen in handen gegeven had en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heen ging, op van de maaltijd, legde Zijn kleren af, nam een linnen doek en deed die om Zijn middel. Daarna goot Hij water in de waskom en begon de voeten van de discipelen te wassen en af te drogen met de linnen doek die Hij om Zijn middel had.”
- Jezus doet hier iets dat ongehoord was, zeker voor Hem in Zijn positie als leraar. Hij pakte niet de hoogste positie, liet zich niet verhogen door Zijn discipelen. Nee, Hij pakte de linnen doek, de waskom en waste de vieze voeten van Zijn discipelen.
Jezus diende Zijn discipelen, Hij deed wat nodig was, zonder te klagen. Natuurlijk zat hier een grote geestelijke les in, natuurlijk was het God Zelf Die dit deed. Maar het principe is heel duidelijk: Jezus diende, Jezus deed wat de Vader Hem opdroeg, Jezus deed wat de ander nodig had.
- We zien Jezus nooit klagen over het dienen dat Hij deed. Meerdere malen, zoals Marc laatst ook onderwees, diende Jezus een hele dag, om vervolgens weer een lange dag erna te hebben. Er was geen moment dat Hij het dienen te veel vond, of stopte met dienen.
Mattheüs 20:25-28 “En toen Jezus hen bij Zich geroepen had, zei Hij: U weet dat de leiders van de volken heerschappij over hen voeren, en de groten macht over hen uitoefenen. Maar zo zal het onder u niet zijn; maar wie onder u groot wil worden, die moet uw dienaar zijn; en wie onder u de eerste wil zijn, die moet uw dienaar zijn, zoals ook de Zoon des mensen niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een losprijs voor velen.”
Jezus’ houding was er een van dienen. Hij kwam om te dienen (v28), dat is hoe Hij de genadegave van dienstbaarheid liet zien aan ons. God leidde Hem om te dienen, Jezus voelde Zich nergens te groot voor als God het aan Hem vroeg.
- Hij diende zonder verwachtingen van mensen, Hij diende zonder geëerd te willen worden voor dingen. Hij diende gewoon. Wat ook prachtig is aan Jezus en Zijn dienen, is dat Hij niet alleen zéi dat Hij een dienaar was, Hij leefde dat ook echt.
- Dit was niet een mooie uitspraak om mensen te overtuigen Hem te volgen. Nee, Hij was echt een dienaar, in hart en nieren. Alles wat Hij deed was ten dienste van God en van de mensen die Hij mocht dienen. Dát is het hart van “dienstbetoon”.
We zien dat Jezus hier, maar ook in de rest van de Evangeliën, continu bezig was met de noden van de ander. Dat is bij uitstek wat iemand met de genadegave van dienen doet. Hij/zij ziet een nood en gaat die nood invullen. Soms hoeft het niet eens gevraagd te worden of die persoon dat gaat doen.
- Noden kwamen ook (letterlijk) naar Jezus toe. Toen duidelijk werd dat Hij diende, wat in Zijn geval o.a. genezen betekende, kwamen mensen van heinde en verre naar Hem toe. Dat zal je ook zien met deze genadegave.
- Je ziet waar noden zijn, je hebt ideeën over hoe die noden op te pakken. Je wil aan de slag, je wil de schouders eronder zetten, om dingen te verbeteren. Niet om je eigen naam te verhogen, maar om God te eren; naar het voorbeeld van de Heere Jezus.
Jezus’ dienen was belangrijk; jouw (toekomstige) dienen is belangrijk. God heeft ons aan elkaar gegeven, Hij wil ons allemaal inzetten in Zijn koninkrijk. Hij wil dat jij op de plek zit die Hij jou gegeven heeft, Hij wil dat je Hem dient op Zijn manier en tijd.
Mattheüs 14:13-14 “En toen Jezus dit hoorde, vertrok Hij vandaar met een schip naar een eenzame plaats, alleen; en de menigte, die dat hoorde, volgde Hem te voet vanuit de steden. En toen Jezus uit het schip ging, zag Hij een grote menigte, en Hij was innerlijk met ontferming bewogen over hen en genas hun zieken.”
- Het voorbeeld van de Heere Jezus is dat Hij diende, altijd, ongeacht de situatie. Hij was hier in rouw over zijn neef Johannes, die onthoofd was. En toch stond Hij open om te dienen; Hij zag de noden van de mensenmassa, Hij deed wat Hij van de Vader doorkreeg.
- Betekent dit dat je nooit ‘nee’ mag zeggen? Betekent dit dat je altijd maar moet dienen, ‘over je grenzen moet gaan’? Nee. Jezus zei dat Hij deed wat Hij de Vader zag doen, dat was Zijn leidraad en Zijn sturing.
- Ging Hij wel eens over Zijn menselijke, fysieke grenzen heen? Zeker weten. Jezus lag te slapen in een boot, midden in een storm (Mattheüs 8). Tegelijk was het voor Hem niet onderhandelbaar om iets te doen waar de Vader Hem niet toe leidde.
- Jezus had een levensstijl die afgestemd was op de Vader. Doordat Hij wist wat de Vader wél en níet van Hem vroeg, wist Hij waar ‘ja’ en waar ‘nee’ op te zeggen. Zijn leiding was bepalend in waar, hoe, waarin en wanneer Hij diende.
- Jezus zag een nood en zag dat Hij geroepen was om die nood te vervullen. Hij nzag dat hij geroepen was om altijd, overal te dienen.
Dát is het voorbeeld om te volgen. Dat is dienen naar de standaard van het Woord. En dat is het dienen dat de Geest aan de gemeente geeft; dat is het soort dienen dat de kerk nodig heeft. Het is namelijk een geweldige zegen om broeders en zusters te hebben die dit doen.
- Jezus gaf dit voorbeeld, misschien heeft Hij jou wel deze gave gegeven om te doen wat Hij ook deed. Vraag God of jij deze gave ontvangen hebt. Zo ja, vraag God waar je mag dienen; en ga aan de slag. Maak het niet te moeilijk; praat met een van de leiders en ga dienen.
- Hoe ziet dit eruit in de lokale kerk?
In de lokale kerk zijn er allerlei noden. We denken vaak aan de zondag, maar er is veel meer dan dat. Denk aan de zorg voor wezen en weduwen (Jakobus 1), het omzien naar de zieken, langsgaan bij hen die niet zelf kunnen komen, etc.
- En in dat alles ook niet vergetende dat we als kerk een plek in deze wereld hebben. Jezus diende de menigte, Jezus diende de wereld om ze op Hem te wijzen. Ook dat is een plek waar “dienstbetoon” prachtig tot uiting kan komen.
De persoon die deze genadegave heeft, gaat dienen. Deze persoon hoort een nood, ziet een nood en pakt die op. Natuurlijk is er sturing nodig, natuurlijk vraag je waar je kan dienen, etc. Maar je gaat aan de slag; je ‘kan eigenlijk niet stilzitten’. En dat is iets prachtigs.
- Misschien is je talent organisatorisch, misschien meer klussend gericht, langsgaan bij mensen, koken voor de ander, etc. Allemaal uitingen van wat “dienstbetoon” is. En dit alles heeft de gemeente keihard nodig.
- Het Grieks dat Paulus gebruikt, wordt zowel gebruikt voor het ‘dienen’ van Martha (eten en huis klaarmaken) (Lukas 10:40), als de bediening van de 12 (Handelingen 1:25), als het praktisch dienen en uitdelen van eten (Handelingen 6:1).
- Dit is dus een zeer brede genadegave, een waar de Geest heel specifiek leidt om het in te vullen. Hij weet namelijk precies wat er nodig is, Hij weet wat de situatie vraagt, wat de kerk nodig heeft.
- Dienen ín de lokale kerk
1 Petrus 4:10 “Laat ieder de anderen dienen met de genadegave zoals hij die ontvangen heeft, als goede beheerders van de veelsoortige genade van God.”
Specifiek schrijft Petrus hier over de kerk, “de anderen”. Noden van binnen de gemeente verdienen aandacht; dat is o.a. waarom de Geest deze genadegave gegeven heeft. Als jij noden binnen de gemeente ziet, pak ze op! Zeker als je merkt dat de Geest je leidt om simpelweg te dienen.
- Of je deze gave hebt of niet, Jezus diende; dat was Zijn voorbeeld. We moeten echt veel minder bezig zijn met 'ben ik wel geroepen tot dit dienen?’ Jezus diende wat er op Hem af kwam, Hij diende de mensen die Hij tegenkwam.
- Natuurlijk ben jij niet geroepen en verantwoordelijk voor élke nood. Tegelijk mag je weten dat je voor méér noden geroepen bent dan je soms doorhebt. We willen te vaak dat dingen 'bij ons passen’, qua dienen. Dat is nergens een Bijbels principe.
- De Geest maakt duidelijk welke talenten je hebt, dan mag je leren dienen met die talenten. De Geest maakt duidelijk welke gave je hebt, dan mag je leren dienen met die gave. Dat heeft de kerk nodig, dat is hoe God je leidt.
- Mag de Geest bepalen welke noden jij op inspringt? Bepaal jij of de Heilige Geest waar je precies voor geroepen bent? Is jouw roeping anders dan die van Jezus, Die overal en in alles diende? Of heb jij dezelfde roeping als Hij?
Vraag aan de Heere of je de genadegave van “dienstbetoon” hebt. Vraag Hem wat de noden zijn die Hij jou wil laten zien. Alleen al het zíen van een nood zou een indicatie moeten zijn dat je er minimaal íets mee moet doen. Laat God dan bepalen wát. Dien, juist ook bínnen de kerk.
- Dienen búiten de lokale kerk, maar bínnen het lichaam van Christus
We zien Petrus, Paulus, Barnabas, Timotheüs, etc. een geweldig iets doen: ze reisden veel. En dat was niet vanwege hun ‘bucket-list’. Nee, ze waren geroepen om kerken te planten, om mensen op te bouwen, maar ook om te dienen op alle plekken waar ze kwamen.
- Dit principe is nog steeds belangrijk. Het lichaam van Christus is (veel) groter dan de lokale kerk. De gave van “dienstbetoon” kan die noden ook zien, kan ook op die noden gaan inspringen. Ook dat kan de leiding van de Geest zijn.
- Neem House of Hope, het weeshuis in India dat we mogen ondersteunen. Daar zijn allerlei noden; misschien roept God je wel om daar voor een tijd heen te gaan. Andere kerken in NL of daarbuiten, misschien mag je daar een tijd (praktisch) dienen.
- Mag de Geest bepalen waar jij ‘jouw’ tijd en energie aan besteed? Mag de Geest bepalen waar jij geografisch dient? Of heb jij al bepaald waar, hoe en wanneer Hij jou mag leiden?
- Neem House of Hope, het weeshuis in India dat we mogen ondersteunen. Daar zijn allerlei noden; misschien roept God je wel om daar voor een tijd heen te gaan. Andere kerken in NL of daarbuiten, misschien mag je daar een tijd (praktisch) dienen.
God heeft ons een grotere familie gegeven dan alleen CCH. Zowel in NL als daarbuiten zijn grote, praktische noden. Vraag de Heere of en hoe Hij jou daarin wil gebruiken. Laat de gave van “dienstbetoon” je aanzetten tot “dienen” van Zijn kerk, of het nou bínnen of búiten de lokale kerk is.
- Dienen búiten de kerk
De Heere Jezus diende ook veel in de wereld. Hij diende wie dan ook er op Zijn pad kwam. Hij was praktisch bezig door eten te geven (Johannes 6), Hij genas mensen, etc. Jezus was bezig met allerlei dingen die heel praktisch zijn; en dat deed Hij juist ook bij mensen die nog niet geloofden.
- De gave van “dienstetoon, in het dienen” is juist ook heel praktisch in de wereld. Hoe mooi is het als christenen zichtbaar zijn in de wereld, doordat we dienen? Hoe mooi is het als we bekend staan om hoe we mensen liefhebben, door ze te dienen?
- Misschien leidt God je om een bediening op te starten, voor in de wereld. Dat hoeft niks geks of groots te zijn, maar gehoorzaam Hem. Ga niet nadenken over of het wel succesvol gaat of kan zijn, doe waar de Geest je toe leidt.
- Misschien leidt de Geest je om ergens aan de slag te gaan, in je buurt of bij een bestaand iets. Laat Hem bepalen hoe jij je tijd, geld en energie besteed. Hij is God, jij niet. Gehoorzaam Zijn leiding.
Als kerk hebben we een grote taak naar de wereld. Praktisch dienen kan een geweldige manier zijn om mensenlevens te raken. Het is een geweldig evangelisatiemiddel, het is een praktische manier van het tonen van de liefde van Christus. En in dat alles maken we dan Jezus groot.
- Dus mag de Geest bepalen dat Hij jou wil inzetten in de wereld? Mag Hij bepalen hóe dat er uit ziet? Of wil jij nog steeds sturende zijn in het waar? Mag de Geest jou gebruiken om de nog-niet-gelovige wereld te bereiken met Zijn Evangelie, door jou praktisch te laten dienen?
De genadegave van “dienstbetoon” is net zo belangrijk als profetie, onderwijs, ontferming, etc. Dit is bij uitstek een manier waarop Gods liefde zichtbaar, en tastbaar, wordt voor de ander. Door dienen wordt het heel duidelijk dat God van je houdt; dát mag je aan de ander laten zien.
- “dienstbetoon” is van groot belang voor de gemeente. Zonder deze gave zijn er veel dingen die móeten gebeuren, die níet gebeuren. Zonder deze gave zijn er veel praktische noden die niet opgepakt worden. En dat is een groot issue voor de kerk.
Galaten 6:9-10 “En laten wij niet moe worden goed te doen, want te zijner tijd zullen wij oogsten, als wij het niet opgeven. Laten wij dus, terwijl wij gelegenheid hebben, goeddoen aan allen, maar vooral aan de huisgenoten van het geloof.”
Dit is zo belangrijk, dit is een noodzakelijke blik voor de kerk. Goed doen is iets waar we niet moe van hoeven te worden. Als de Geest je leidt om iets te doen; zal Hij je de kracht geven, doorzettingsvermogen, etc. laat de Geest je dus leiden om te dienen.
- Luister naar de leiding van de Geest over de genadegaven. Vraag Hem wat Hij jou al gegeven heeft. Kijk bij welke van de genadegaven, wanneer uitgelegd, je het idee hebt dat de Geest zegt dat jíj daar iets mee moet. Luister en gehoorzaam.
Als je nog niet gelooft, is het belangrijkste dat je ooit zal horen dat je Jezus nodig hebt. Ieder mens is een zondaar, heeft redding nodig, omdat er anders een eeuwigheid in de hel wacht. Jezus kwam, stierf en stond op voor jouw zonde. Geloof in Hem, belijd je zonde, keer je naar Hem en leef.
Christen, om te dienen heb je de Heilige Geest nodig; geloof je dat?
- Hoe zie jij dienen; is dat ‘minder’ of ‘meer’ dan iets als profeteren?
- Zie je Jezus’ roeping om te dienen? Waar ben jij geroepen om te dienen?
- Welke gave heeft God jou gegeven? Gehoorzaam en gebruik de gave.
Efeze 3:20-21 “Hem nu Die bij machte is te doen ver boven alles wat wij bidden of denken, overeenkomstig de kracht die in ons werkzaam is, Hem zij de heerlijkheid in de gemeente, door Christus Jezus, in alle geslachten, tot in alle eeuwigheid. Amen.”