Romeinen 12:1 Ontzag leidt tot toewijding
Het is alweer ruim een maand geleden dat we Romeinen bestudeerd hebben. Vorige keer hebben we Romeinen 11 afgesloten, waarbij we zagen dat theologie aanzet tot gefundeerde aanbidding. Door de juiste dingen te geloven, heb je des te meer reden om God te aanbidden.
- Vanochtend pakken we Romeinen 12:1 erbij en zullen we zien dat Paulus onderwijst: Ontzag leidt tot toewijding. Ontzag voor God, leidt tot toewijding aan God.
Paul Tripp: “Ieder mensenleven wordt gevormd door ontzag voor iets.”
Dat is wat we vanochtend gaan zien; we gaan een oproep zien om zo onder de indruk te zijn van God, dat we niks anders kunnen dan onszelf volledig overgeven aan Hem. Paulus gaat ons vragen of we onder de indruk zijn van God en hoe dat praktisch zichtbaar wordt in ons leven.
v1 Ben jij God volledig toegewijd, als uiting van onder de indruk zijn van God?
Door de Romeinen brief heen, hebben we veel theologie van Paulus gehoord. Hij heeft ons een zeer uitgebreide uitleg van het Evangelie gegeven. Hij heeft onze noodzaak voor (H1-3), de weg van (H4-6) – geloof, het gevolg van (H7-8) en Israëls plek in het Evangelie (H9-11) laten zien.
- Vanaf H12 gaat Paulus de praktische kant van het Evangelie laten zien. Hij gaat laten zien wat dit voor praktische uitwerking hoort te hebben in ons dagelijks leven. Paulus begrijp namelijk dat het Evangelie niet alleen theologisch mooi is, maar ook praktische impact heeft.
Jakobus 2:17 “Zo is ook het geloof als het geen werken heeft, in zichzelf dood.”
Te vaak zitten wij hier: wel “geloof”, maar “geen werken”. Te vaak wéten we wel wat God van ons vraagt; te weinig leven we ervoor zoals Paulus uitlegt in Romeinen 12:1. Paulus gaat ons confronteren met God Zelf, met Gods eis van toewijding. Dit staat of valt met onder de indruk zijn van God.
Paulus begint dit vers met een ‘oproep’. Het Grieks is sterker dan ‘oproepen’; Paulus is meer aan het ‘aansporen’ of ‘vermanen’. Het is niet zozeer een oproep, hij gebruikt wat hij hiervóór gezegd heeft, om de kerk aan te sporen tot handelen.
- Het is ook een gedachte, een aansporing of vermaning, die voorkomt uit wat hij eerder onderwezen heeft. Paulus zegt “Ik roep u er dan toe op”; dat woord “dan” verbindt wat ervoor komt, met wat erna komt. Wat Paulus in Romeinen 1-11 gezegd heeft, wordt gelinkt aan v1.
Wiersbe: “Dit is de vierde ‘daarom’ in de brief. Romeinen 3:20 is de ‘daarom’ van veroordeling, verklarend dat de hele wereld schuldig is voor God. Romeinen 5:1 is de ‘daarom’ van rechtvaardiging, en Romeinen 8:1 is de ‘daarom’ van zekerheid. In Romeinen 12:1 hebben we de ‘daarom’ van toewijding en deze toewijding is de basis voor alle andere relaties die Paulus bespreekt in dit gedeelte.”
Het logische gevolg van alles dat hij gezegd heeft, o.a. ook de lofprijs en aanbidding waarmee hij geëindigd is (H11:33-36), zet aan tot wat hij in Romeinen 12:1 zegt. Hierbij zien we dus al iets heel belangrijks, dat Gods Woord een gevolg in ons leven moet hebben.
- We kunnen Gods Woord soms als een ‘afvinklijst item’ gebruiken. Dat we ‘afvinken’ dat we Zijn Woord gelezen hebben, dat we een ‘goede daad’ gedaan hebben. Op die manier kunnen we voorbij gaan aan het feit dat Gods Woord een effect in ons leven hoort te hebben.
- Ook kan het Woord voelen als een last; ik ‘moet’ lezen. Het wordt dan iets waar je tegenop ziet, i.p.v. iets waar je naar uitkijkt. Je kan het Woord als een verplichting zien, i.p.v. een voorrecht. Ook dan missen we wat God écht in onze harten wil doen.
- Verder kan het Woord, en de God van het Woord, vooral theoretisch interessant zijn, zonder dat het je hart raakt. Je kan ‘gewend raken’ aan het Woord en aan God, je ‘kent het al’. Ook met deze houding mis je God en wat Hij door Zijn Woord heen wil doen in onze levens.
- Gods Woord is zoveel meer dan al deze dingen; God wil zoveel meer bereiken door Zijn Woord heen dan we vaak beseffen. Dit moet echt landen in onze harten, anders lopen we het gevaar dat God en Zijn Woord puur academisch of theoretisch worden.
Paulus laat zien, door zijn aansporing/vermaning, dat Gods Woord een praktische impact in ons hoort te hebben. Hij laat zien dat alles dat we van en over God gehoord hebben, hoort te leiden tot totale toewijding aan God. Er is niet ‘één been in de wereld en één been bij God’; God wil alles.
- Tegelijk weet Paulus dat dit niet door eigen kracht is. Hij spoort ons aan “door de ontfermingen van God”; niet eigen kracht of wijsheid, “de ontfermingen van God”. De grondtekst wijst op ‘door de barmhartigheid van God’.
- Paulus laat hier zien dat we God niet toegewijd kunnen zijn, dat we niet aan de aansporing/vermaning kunnen voldoen uit eigen kracht. Het is God Die Zich ontfermt over ons, dat is de reden dat we dit kunnen doen.
- Het is doordat we níet krijgen, wat we wél verdienen, dat het mogelijk is om aangespoord te worden. Alleen door wat Hij ons níet geeft, dat we de mogelijkheid hebben om Hem volledig toegewijd te zijn.
Guzik: “Denk aan alle barmhartigheden van God die Paulus tot zover uitgelegd heeft: rechtvaardiging van schuld en de straf van zonde. Adoptie in Jezus en identificatie mét Jezus. Geplaatst onder genade, niet de wet. De Heilige Geest om in ons te wonen. De belofte van hulp in alle pijn. Zekerheid van het staan in Gods uitverkiezing. Zekerheid van komende glorie. Zekerheid dat we niet gescheiden kunnen worden van Gods liefde. Zekerheid in Gods doorgaande trouw.”
- Het is alleen doordat God Zich zo ontfermt, dat het mogelijk is om God te dienen. Niks aan ons maakt dit zelf mogelijk, alleen Gods omzien naar ons veroorzaakt dit. We zijn dus, ook hierin, totaal afhankelijk van God.
- Paulus was zo onder de indruk van God, van alles Wie Hij is en wat Hij voor ons gedaan heeft, dat hij tot deze oproep kwam. Hij weet dat hij God er voor nodig heeft, maar door het zien van God, weet hij dat dit de enige juiste optie is.
Paulus’ aansporing of vermaning is een zeer specifieke. Hij roept de kerk, ons, jou/u, op om onze lichamen aan God te wijden. En niet zomaar aan Hem te wijden, “als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk”. Dat is volgens Paulus, geleid door de Geest, de logische volgende stap.
- Als God jouw lichaam heeft, als jouw lichaam Hem toegewijd is, wat is Hem dan níet toegewijd van ons? God wil dat we Hem volledig toegewijd zijn, dat ons hele leven ván en vóór Hem is; dan is volledige toewijding nodig. 100% toewijding is de enige weg.
Markus 12:30 “En u zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht. Dit is het eerste gebod.”
Paulus wist dat dit een OT-principe is, hij kent Deuteronomium 6:5. Jezus citeerde dat, toen hij in gesprek was over het grootste gebod. Als goed (voormalig) Farizeeër kende Paulus dit. En hij wist dat dit Gods wil voor Zijn volk, voor Zijn kerk, was (en is).
- God wil volledige toewijding, van álles dat je bent. Daarom moet ook je lichaam aan God toegewijd zijn; want in alles dat je doet, gebruik je je lichaam. Zonder je lichaam doe je niks en kan je niks. Dat is precies waarom Hij wil dat je lichaam Hem toegewijd is.
- Wat hier ook bedoeld wordt, is dat dit verder gaat dan alleen je letterlijke lichaam. Je kan dan namelijk nog denken dat je geest, die niet ‘letterlijk’ je lichaam is, Hem níet 100% toegewijd hoeft te zijn.
- God wil dat jouw alles Hém volledig toegewijd is. Hij wil dat jouw hele leven voor Hem is en leeft, dat alles wat jij doet door Hem geleid wordt. Dat is wat Hij wil bereiken in jouw leven. Dat is het logische gevolg van God beter leren kennen.
- En dat o.b.v. Wie Hij is. De oproep in Deuteronomium 6 komt ná de uitspraak dat God één is. Het besef van Wie God is, het onder de indruk zijn van Wie Hij is, leidt tot Hem volledig toegewijd zijn. Dat is het logische gevolg.
Ons hele lichaam moeten we aan God “wijden”. Het Grieks hier wijst op ‘presenteren’, ‘brengen’; wat Paulus zegt is dat we ons lichaam aan God moeten geven. Hij baseert dit op hoe een offer gebracht moest worden in het OT, onder de Levitische wet.
Leviticus 1:1-3 “De HEERE riep Mozes en sprak tot hem vanuit de tent van ontmoeting: Spreek tot de Israëlieten en zeg tegen hen: Wanneer iemand van u de HEERE een offergave wil aanbieden, moet u uw offergave aanbieden van het vee, van de runderen en van het kleinvee. Als zijn offergave een brandoffer van runderen is, moet hij een mannetje zonder enig gebrek aanbieden. Hij moet dat bij de ingang van de tent van ontmoeting aanbieden om een welgevallen voor zich te vinden voor het aangezicht van de HEERE.”
- Onder de wet moest je een offer uitkiezen en dat naar de juiste plek brengen. Je moest kiezen om het dier ergens naartoe te brengen, je moest het dier zélf wegbrengen. Het was niet zo makkelijk als voor ons, om in gebed iets te brengen.
- Als je een eind weg woonde van “de tent van ontmoeting”, dan moest je een heel eind lopen met dat offer. Je had dan veel tijd om na te denken over het offer, over wat het je kostte en waarom je die keuze maakte.
Dat is wat wij met ons lichaam moeten doen. We moeten de bewuste keuze maken om ons lichaam bij God te brengen, aan Hem te presenteren. Hij wil dat we ons lichaam, ons alles, ons hele wezen aan Hem geven. We moeten goed nadenken over wat we doen, omdat het veel betekent om dit te doen.
- Een belangrijk detail, in de grondtekst, is dat het woord voor “wijden”, ‘presenteren’, in de oneindige vorm staat. Dat betekent dat je jezelf niet voor een korte tijd geeft, maar voor eeuwig. Dit gaat om een keuze voor de rest van je leven.
- Je moet dit misschien vernieuwen, je opnieuw toewijden aan God; maar uiteindelijk is dit een keuze met lange termijn gevolgen. God gaat deze keuze eren en hiernaar handelen. Als je hiervoor kiest, zal Hij hier ook naar gaan handelen.
- Een offer
Paulus, die een Jood was die opgroeide in de tijd van de tempel, gebruikt een heel specifieke beeldspraak richting de kerk. We moeten onszelf aan God wijden “als een levend offer”. Dat is wat God wil, dat we ons als een offer overgeven aan Hem, ons aan Hem wijden.
- Dit is een prachtig beeld, dat tegelijk hele grote impact heeft voor ons. Dit is geen ‘random’ beeld dat God gebruikt hier. Paulus gaat hier, onder de leiding van de Geest, uit van OT-kennis onder de lezers/toehoorders. Het beeld komt uit de wet.
Er waren verschillende soorten offers die gebracht konden worden: een brandoffer (Leviticus 1), een graanoffer (Leviticus 2), een dankoffer (Leviticus 3), een zondoffer (Leviticus 4), een schuldoffer (Leviticus 5) en een plengoffer (Exodus 29).
- Bij de meeste offers werd er een dier geslacht, soms werd er graan of wijn geofferd. Bij alle offers was het zo dat het offer “zonder enig gebrek” (Leviticus 1:3), of van hoge kwaliteit moest zijn. Er mocht niet zomaar wat geofferd worden door Israël.
- Alle genoemde offers zijn een beeld van Jezus Christus, het perfecte Lam van God. Dat is de reden dat de offers ‘perfect’ moesten zijn. Ook omdat het offer de plaats innam van de zondaar, moest het offer perfect zijn, terwijl de offeraar dat niet was.
- God wil het beste
En dat is gelijk een belangrijke les voor ons; als God ons vraagt om een offer, vraagt Hij het beste van ons. Hij wil niet dat we Hem onze afdankertjes geven, Hij wil het beste. Hij wil onze beste aandacht, tijd en energie. Hij wil dat we het beste van onszelf aan Hem geven, om Hem te dienen zoals Hij wil.
- Te vaak handelen wij zoals het volk Israël deed in de tijd van Maleachi. Te vaak geven we de ‘mindere’ dingen van onszelf, spenderen we onze beste tijd aan onszelf en de dingen die wij belangrijker vinden dan God.
Maleachi 1:6-8 “Een zoon eert zijn vader en een slaaf zijn heer. Als Ik dan een Vader ben, waar is de eerbied voor Mij? En als Ik een Heer ben, waar is de vrees voor Mij? zegt de HEERE van de legermachten tegen u, priesters die Mijn Naam verachten. Maar u zegt: Waardoor verachten wij Uw Naam? Doordat u onrein brood op Mijn altaar brengt. En u zegt: Waardoor maken wij U onrein? Doordat u zegt: De tafel van de HEERE, die is verachtelijk. En als u een blind dier ten offer brengt: Dat is niet erg! En als u een kreupel of ziek dier ten offer brengt: Dat is niet erg! Bied het maar eens aan uw landvoogd aan. Zou hij u goedgezind zijn of u ter wille zijn? Dit zegt de HEERE van de legermachten.”
Het is zo makkelijk om “een blind dier” te brengen, i.p.v. het beste. Het beste kost je namelijk veel meer. Het beste voelt veel duurder dan een kreupel of blind dier. Je beste tijd en energie besteden aan dingen die jíj wil, i.p.v. aan God; het maximale geven voor je eigen ambitie, i.p.v. Gods plan.
- Hoe meer je onder de indruk bent van Wie Hij is, hoe logischer het is om Hem het beste van jezelf te geven. Hoe meer je Hem ziet als de heilige, almachtige, geweldige, liefdevolle God Die Hij is, hoe meer het een logische stap is om Hem alles te geven.
Soms zijn we zo ‘bekend’ met de dingen van God, dat we vergeten Wie Hij is. Het is niet voor niks dat Jesaja met God geconfronteerd werd (Jesaja 6), Job (Job 38-42), David (Psalm 145), Mozes (Exodus 34). Zij moesten herinnerd worden aan Wie God is, om Hem te dienen zoals Hij dat wil.
- Voor al deze mannen was God ‘bekend’, maar ze moesten elke keer opnieuw herinnerd worden aan Hem. We kunnen God namelijk voor lief gaan nemen, Zijn eigenschappen voor lief nemen. We lopen het gevaar niet langer onder de indruk van Hem te zijn.
- Wanneer ons dat overkomt, zullen we, net als de priesters in Maleachi 1, God niet langer het beste van onszelf geven. We zullen zonde in anderen gaan zien, terwijl we missen wat God aan zonde in ons eigen hart openbaart.
- Hoe minder we onder de indruk van God zijn, hoe minder we onszelf als een levend offer aan God zullen wijden. We kunnen alle goede antwoorden geven, zonder dat God en Zijn Woord ons hart nog raken. We zijn ‘te bekend’ geworden met God.
God wil het beste van jou, niet een afdankertje. Daarom moeten we continu ons hart toetsen om erachter te komen of we Hem nog zien zoals Hij is. Elke dag hebben we het nodig om onder de indruk te zijn van Wie Hij is.
- Ben jij nog steeds verwonderd over het Evangelie? Predik je het Evangelie nog steeds tegen jezelf? Iedere christen heeft het Evangelie elke dag nodig. Gods reddende genade zullen we nooit ontgroeien. In elke situatie, elke dag, hebben we Jezus en Zijn kruis nodig.
- Als jij niet langer verwonderd bent over het Evangelie en/of het Evangelie niet langer naar je eigen hart predikt, zal je jezelf ook niet volledig aan God wijden. Je bent dan namelijk iets/iemand anders gaan aanbidden, je ontzag voor God is te klein.
- Raakt Gods Woord jou nog? Of is het iets dat ‘goed is voor de ander’? Lees jij het Woord en denk je ‘oh, dat moet hij/zij horen’? Word je zelf nog geraakt, bemoedigd, gecorrigeerd door het Woord? Gevoelloosheid voor het Woord laat ook een gebrek aan ontzag voor God zien.
- Je bent dan afgestompt geraakt voor Wie God is, voor Zijn Woord. En als dat gebeurt zal je ook steeds minder luisteren naar wat God voor jou heeft. Je zal minder Zijn wil zoeken, omdat je minder gevoelig bent voor Hem.
En uiteindelijk leidt dit ertoe dat je niet langer een “levend offer” voor God bent. Je offert je leven dan aan iets/iemand anders. Je hebt andere doelen in het leven gevonden dan God volledig toegewijd te zijn. Waar jij van onder de indruk bent, wat jij aanbidt, bepaalt waar jij toegewijd aan bent.
- De vraag is dus of jij, christen, nog onder de indruk bent van God? Het is zo makkelijk om dat uit het oog te verliezen; dat gaat namelijk heel geleidelijk. Zorgen, eigen ideeën, je ego, etc. ga je boven God stellen. En opeens ben je Hem uit het oog aan het verliezen.
God wil het beste van jou, niet de afdankertjes. Hoe meer je Jezus’ offer ziet, en gaat zien, voor wat het écht is, hoe logischer het is om het beste van jezelf aan Hem te geven. Hoe meer je Hem ziet, hoe meer je ziet dat je totaal afhankelijk van Hem bent, voor álles, in élke situatie.
- Een levend offer
God wil niet zomaar een offer, Hij wil een levend offer. Hij wil dat we bereid zijn om voor Hem te leven, dat we Hem zien voor Wie Hij is en dáárom onszelf 100% aan Hem geven. Hoe meer jij onder de indruk bent van God, hoe meer je jezelf over zal geven aan Hem.
- Bij het proces van offeren, Leviticus, zien we dat het offer gedood moet worden vóór het op het altaar gaat. Dat is niet wat Paulus in Romeinen 12 zegt; hij zegt dat onze lichamen aan God moeten “wijden als een levend offer”.
- In het Woord zijn er 2 andere levende offers, offers die op het altaar gingen en nog leefden: Izak (Genesis 22) en Jezus Christus (Hebreeën 9). Beide waren offers die vrijwillig op het altaar gingen, terwijl ze nog leefden.
- Izak was een beeld van Jezus en Zijn offer, Jezus is de vervulling van dat beeld. Beide gaven zichzelf over aan hun vader, om het offer te zijn dat hun vader wilde. Jezus stierf, Izak ‘stierf aan zichzelf’ en een ram werd geslacht.
- In het Woord zijn er 2 andere levende offers, offers die op het altaar gingen en nog leefden: Izak (Genesis 22) en Jezus Christus (Hebreeën 9). Beide waren offers die vrijwillig op het altaar gingen, terwijl ze nog leefden.
De Heilige Geest roept ons op om God niet alleen volledig toegewijd te zijn en het beste van onszelf te geven; Hij wil dat we dat vrijwillig doen. Hij wil dat we dat doen als een “levend offer”, dat Hem verkiest boven al het andere. Door Hem te zien, ontzag voor Hem te hebben, zal je dit kiezen.
- De hele Romeinen brief staat vol van alles dat God gedaan heeft. Gods liefde, genade, voorzienigheid, etc. komen duidelijk aan bod. Dat alles is voor Paulus de reden om deze oproep te doen. Wie God is en wat Hij gedaan zet aan tot vrijwillige overgave.
Hoe meer jij onder de indruk bent van God, hoe meer je Hem toegewijd bent. Hoe meer ontzag je voor Hem hebt, hoe logischer het is om vrijwillig, jezelf als offer aan Hem te geven. Daarom is het zo belangrijk om God te zien voor Wie Hij is, om Zijn Woord, en daarmee God, serieus te nemen.
- Gedeeltes als Psalm 145, Exodus 34, Job 38-42, Jesaja 6; 40:12-31, etc. helpen om God te zien voor Wie Hij is. Door Hem te zien, zal je jezelf méér overgeven aan Hem, als “een levend offer”. Daarom is het zo belangrijk om onder de indruk van Hem te zijn en blijven.
De enige manier om een levend offer te zijn, is “door de ontfermingen van God”, door Hem op te zoeken en onder de indruk van Hem te blijven. Als dat vermindert, als dat weg is; dan gaat zonde voet aan de grond krijgen, dan ga jij jezelf boven God plaatsen, dan leef je niet meer als “levend offer”.
Christen, jouw leven wordt gevormd door waar jij ontzag voor hebt; hoe zit het met jouw ontzag voor God? Ben jij nog onder de indruk van God? Hoe meer je onder de indruk bent van Hem, hoe meer je ook zal leven naar Paulus gebiedende wijs oproep in Romeinen 12:1: God volledig toegewijd zijn.
- Zie jij God nog voor de ontzagwekkende, liefhebbende, genadige God Die Hij is?
- Zie jij God nog als Degene Die jou moet leiden en helpen om jezelf over te geven aan Hem?
- Ren jij naar Hem toe met alles, of ben je meer onder de indruk van iets/iemand anders, en ren je met je zorgen, vragen, twijfels, vreugde naar die ander toe?
Psalm 33:8 “De ganse aarde vreze voor de Here, al de bewoners der wereld moeten voor Hem ontzag hebben.” (NBG)