Psalm 24
3 weken geleden hebben we samen Psalm 23 behandeld, Jezus Die als perfecte Herder voor Zijn schapen zorgt. 2 weken geleden hebben we Psalm 22 behandeld, Jezus als Herder die sterft voor Zijn schapen. Vanochtend gaan we samen Psalm 24 bestuderen, de Herder die terugkomt voor Zijn schapen. Deze 3 psalmen horen bij elkaar, ze geven ons een prachtig en groots beeld van God als onze Herder en wat dat voor ons betekent.
Ook Psalm 24 is door David geschreven, commentatoren denken dat deze geschreven is rond de tijd dat de ark van het verbond door David terug naar Jeruzalem werd gebracht (2 Samuël 6). Wat David niet wist, maar wat wij kunnen zien doordat we het hele Woord van God hebben, is dat er ook een profetische betekenis aan deze psalm zit.
- We hebben bij Psalm 22 en 23 gezien dat er een persoonlijke, directe betekenis van de psalm voor David was. Dat was ook de initiële reden dat hij de psalm schreef. Tegelijkertijd heeft God mensen aangezet om dingen op te schrijven (2 Petrus 1:21), de Heilige Geest zette David aan tot het schrijven van deze woorden.
In deze psalm gaat David allerlei zaken in het perspectief van God neerzetten. De aarde (v1-2), bij God kunnen komen (v3-4), gezegend worden (v5-6), Gods intocht (v7-10). De woorden die David gebruikt om al deze dingen te omschrijven, zijn grote woorden, prachtige woorden. Hij gebruikt termen die alleen voor God gebruikt worden, rein, zuiver, gerechtigheid, Koning der ere, etc. Het is een psalm waarbij God centraal staat, Wie Hij is, wat Hij doet, hoe groot Hij is.
v1-2 God en de aarde
David opent deze psalm met een statement, niet met een vraag, twijfels, o.i.d. Hij begint met een definitief statement over van Wie de aarde is: de HEERE. God Zelf, YHVH, is de eigenaar van de aarde. Alles dat de aarde bevat is van Hem, de wereld zelf, iedereen die er woont; alles is van Hem. De reden? God heeft alles gemaakt, Hij is de Schepper van hemel en aarde.
- Genesis 1-2 laten ons het scheppingsverhaal zien, de historische vertelling van
hoe God uit het niets, iets maakte (bara).
Er was niks van materie en uit dat niets schiep God de hemel en de aarde. Dat
is niet te begrijpen voor ons, want het idee van ‘niets’ is al onbegrijpelijk.
We kunnen ‘niets’ niet snappen, God wel en Hij maakte ondanks het ‘niets’ alles
wat we om ons heen zien.
- Als een bedrijf iets maakt, is dat van hen, totdat ze het verkopen. Daarom is het ook diefstal als je iets meeneemt van een plek, zonder dat bedrijf te betalen. Het is nog hun eigendom, niet dat van jou. De aarde is van God, omdat Hij de maker is.
Dit geeft heel veel rust, want God bezit alles. Alles dat ik fysiek nodig kan hebben, is van Hem. Als Hij wil dat ik iets krijgt, als Hij vindt dat ik iets nodig heb, heeft Hij de middelen om dat te geven. God zal nooit iets tekort komen om ons te geven wat we nodig hebben.
- God zorgt voor Zijn kinderen, en
Hij kan dat omdat Hij alles bezit. God weet wat we nodig hebben, Hij ziet
alles; de geruststelling is dat Hij ook alles kan geven dat we nodig hebben.
- De vraag is dan alleen of wij Hem vertrouwen, dat Hij zal geven wat we nodig hebben, wanneer Hij vindt dat we het nodig hebben.
David begint met zijn blik op God te richten en zichzelf eraan te herinneren Wie God is. David was koning, had veel spullen, veel macht, etc. en toch ziet hij in dat er Iemand is met oneindig veel meer. God had David laten zien Wie Hij was en is, en dat hielp David om zaken in het juiste perspectief te blijven zien. David had een Goddelijk perspectief gekregen op zichzelf, de aarde, alles dat hij nodig kon hebben.
v3-4 God en tot Hem naderen
Als je bedenkt dat God alle dingen bezit, dat Hij de eigenaar is van alles, hoe hoog verheven is Hij dan wel niet boven de mens? Dat is de vraag die David stelt in v3-4.
Wie kan er bij God komen? Wie kan staan in Zijn aanwezigheid? (v3) Dat zijn belangrijke vragen, want deze vragen zijn fundamenteel voor de mens die God wil leren kennen. Als het antwoord is dat niemand kan komen, zijn we snel klaar. Voor de duidelijkheid, het gaat niet om wie er het beste een berg kan beklimmen, het gaat om het recht om bij God te komen.
Het antwoord dat David geeft (v4) is heel belangrijk:
“Wie rein is van handen en zuiver van hart, wie zijn ziel niet opheft tot wat vals is, en niet bedrieglijk zweert”
David geeft hier het antwoord op de vraag wie het recht hebben om bij God te komen. Het antwoord op deze vraag is specifiek en bevat woorden die uitleg nodig hebben.
- Rein van handen: dit gaat om onschuldige handen, vrij van schuld. Handen worden gebruikt om dingen te doen; wat David omschrijft zijn daden die niet te beschuldigen zijn. Mensen die dat soort handen/daden hebben, dat zijn mensen die bij God mogen komen.
Jesaja 1:15-16 “En wanneer u uw handen uitspreidt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer u uw gebed vermeerdert, luister Ik niet: uw handen zitten vol bloed. Was u, reinig u! Doe uw slechte daden van voor Mijn ogen weg! Houd op met kwaad doen,”
- Zuiver van hart: Moreel zuiver, puur. Dit gaat over de innerlijke mens, dat die puur en zuiver is.
Mattheüs 5:8 “Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien.”
- Ziel niet opheft tot wat vals is: Psalm 25:1 laat zien hoe je ziel wel op te heffen, Psalm 24:4 laat zien hoe het niet te doen
Psalm 25:1 “Tot U, HEERE, hef ik mijn ziel op,”
De persoon die bij God mag komen heft zijn/haar ziel op naar God, niet naar valse dingen.
- Niet bedrieglijk zweert: Valse dingen beloven, zonder ze uit te voeren. Dit komt neer op liegen, wat niet overeenkomt met de God Die niet liegen kan (Numeri 23:19).
Psalm 5:7 “U brengt de leugenaars om. Van de man van bloed en bedrog heeft de HEERE een afschuw.”
Dit zijn de eigenschappen van een persoon die bij God mag komen. v3 laat zien dat er omhoog gegaan moet worden, we moeten naar een heilige plaats toe om in Gods aanwezigheid te zijn. Wat David hiermee aangeeft is dat bij God de lat op perfectie ligt, wat veel hoger is dan waar wij mensen de lat leggen.
- Mensen hebben het wel eens over de lat voor zichzelf zo hoog leggen, God legt de lat nog veel hoger. God legt de lat op perfectie. In 1 Petrus 1 herhaalt Petrus iets dat God meerdere malen in Leviticus zegt: “Wees heilig, want Ik ben heilig.” Hiermee wordt de lat voor ons mensen op Gods niveau gelegd, wat perfectie is.
Dat is de reden dat deze psalm in de context van de Herder staat, Jezus Christus. Jezus heeft perfect voor ons geleefd, Jezus is het perfecte offer geweest dat wij nooit zouden kunnen zijn. Hij heeft de weg gebaand, zodat wij nu bij God kunnen zijn. Jezus biedt ieder mens de beste ruildeal aan die er is: Zijn perfectie, voor jouw zonde.
- Dat is wat nodig is om de persoon
te zijn die het recht heeft om bij God te komen. Zonder Jezus’ dood aan het
kruis, zonder Jezus’ opstanding uit de dood zijn wij nog gebonden door zonde.
Door Zijn dood heeft Hij de straf voor zonde gedragen, door Zijn opstanding heeft
Hij de dood, het gevolg van zonde, overwonnen.
- De persoon die bij God mag komen, is de persoon die Jezus aanroept, de persoon die Jezus als Redder en Verlosser heeft.
Johannes 14:6 “Jezus zei tegen hem: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij.”
David zag de tabernakel, de plek waar God wilde dat Israël zou offeren en bij Hem zou komen. Er waren strikte eisen voor de offers, de zondaar en de priester (zie Leviticus); zelfs toen was het al zo dat je op iemand anders moest vertrouwen om bij God te komen. De priester offerde voor jou, het offerdier droeg jouw schuld.
- Jezus is de Hogepriester voor ons geworden (Hebreeën 4), Hij heeft Zichzelf geofferd (Hebreeën 9), Hij heeft 1x alle schuld, van alle tijd gedragen (Hebreeën 10).
- Wat David voor zijn ogen zag gebeuren in de tabernakel, is perfect door Jezus vervuld. Jezus heeft de weg geopend voor ons, zodat wij via Hem bij God kunnen komen. Dat zijn de mensen die “de berg van de HEERE beklimmen”, de mensen die “staan in Zijn heilige plaats”.
v5-6 God zegent wie tot Hem nadert
God zegent wie bij Hem komen, God zal Zichzelf laten zien, Hij zal alles geven dat we nodig hebben. Niet alleen de fysieke dingen (v1-2), maar ook alle zegeningen in de geestelijke gewesten (Efeze 1:3). Een van de grootste zegeningen die God geeft, is dat Hij ons rechtvaardigheid geeft.
2 Korinthe 5:21 “Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem.”
- De Bijbel leert dat zonde ongerechtigheid is. Gods daden, met Gods hart erachter, zijn perfect rechtvaardig. Aangezien Jezus God is, waren Zijn daden perfect rechtvaardig. Hij heeft ons Zijn rechtvaardigheid gegeven, zodat we nu bij Hem kunnen zijn.
David Guzik: “Zelf met de belangrijke verschillen tussen het Oude en het Nieuwe Verbond, is het een fout om te zeggen dat redding door werken kwam onder het Oude Verbond. Je kan zeggen dat op een bepaalde manier zegen door gehoorzaamheid kwam, maar rechtvaardigheid was altijd en is altijd een reddend werk van God.”
David wist dat rechtvaardigheid een ding was, het OT leert ook dat niemand rechtvaardig is. Het offersysteem liet zien dat er een plaatsvervanger nodig is die moet sterven, zodat wij rechtvaardig voor God kunnen zijn. Alleen “de God van zijn heil” (v5) kan ons rechtvaardig maken, dat is waar David naar uitkeek, dat is wat Jezus perfect vervuld heeft.
In v6 worden de mensen aangewezen die dit ontvangen hebben, Jakob. Dat was het volk dat dit aangenomen had, het volk dat hier naar wilde leven. Het volk dat naar God vroeg, die zelfs Zijn aangezicht zochten.
- Naar iemand vragen is één, iemands aangezicht zoeken is iets anders. Gods aangezicht zoeken betekent dat je in Zijn aanwezigheid wil zijn, dat je Hem wil leren kennen. Je wil met Hem praten en Hem zien reageren. Dat is hoe we God mogen zoeken, Hij zo gekend worden.
v7-10 God en de wederkomst
Zoals gezegd gaat Psalm 24 over de Herder Die terugkomt voor Zijn schapen. Tot nu toe is dat nog niet duidelijk naar voren gekomen, tot nu toe hebben we vooral de Herder gezien die de weg heeft vrijgemaakt voor Zijn schapen om te komen. In deze verzen gaan we duidelijk zien dat er vooruitgekeken wordt naar de 2e komst van de Heere Jezus. Het 3e gedeelte van deze psalm is erop gericht om God welkom te heten als Zijn volk.
- De poort van een stad werd opengedaan om iemand welkom te heten, om iemand binnen te laten. Dat is precies wat we met God mogen/horen te doen. God hoort welkom te zijn in ons leven, in ons hart, in onze gedachten. De poort hoort open te staan voor Hem.
De scene in v7-8 is dat er iemand voor de poort staat, dat er van buiten geroepen wordt: Doe open, “opdat de Koning der ere binnengaat”. De reactie vanuit de stad is: “Wie is deze Koning der ere?” Waarop er geantwoord wordt: “De HEERE, sterk en geweldig, de HEERE, geweldig in de strijd.”
Dat is wat er heen en weer geroepen werd, dat is de boodschap die over moest komen om de poort open te doen voor de koning.
- Deze psalm werd, volgens Joodse
bronnen, elke 1e dag van de week gezongen (zondag). Jezus kwam op
Palmzondag Jeruzalem binnenrijden op een ezel (Markus 11), wat de dag
was dat deze psalm werd gezongen door het volk.
- Stel je voor dat mensen aan het zingen zijn over “de Koning der ere” die binnen wil gaan, “de HEERE, sterk en geweldig, de HEERE, geweldig in de strijd”. Hoe moet het voor Jezus geweest zijn om dat te horen, terwijl het volk niet wist wat ze zeiden?
In v7-8 wordt Jezus voor het eerst binnengehaald in Jeruzalem, profetisch gezien. Voor David was dit waarschijnlijk de intocht van de tabernakel, wat een groot feest was, een geweldige reden om de poorten van de stad open te doen. De aanwezigheid van God was in de tabernakel, dus werd de HEERE binnengehaald in de stad.
- Ook hier zien we weer dat God de ervaring van David gebruikte, om ook iets over de toekomst te zeggen. God is zo groot, dat Hij dat kan doen, zo liefdevol en genadig dat Hij ons dit geeft.
God is de “Koning der ere”, letterlijk gaat het over de Koning van glorie. Dat is onze God, een glorieuze Koning, Hij Die alle lof en eer waard is. Dit omschrijft een groot Koning, Wiens aanwezigheid iets geweldigs is.
1 Koningen 8:11 “Vanwege de wolk konden de priesters niet blijven staan om dienst te doen, want de heerlijkheid van de HEERE had het huis van de HEERE vervuld.”
- Dat is de glorie van God, de “Koning der ere”. Dit is Wie Hij is, dit is Wie binnen komt in deze psalm. Dit is wie binnengelaten dient te worden in de stad.
Mozes vroeg in Exodus 33:18 “Toon mij toch uw heerlijkheid!” Dat is wat God wil doen, dat is wat God ook deed. De heerlijkheid, de eer, de aanwezigheid van God is het allerbeste dat de mens kan overkomen. Het antwoord van God op de vraag van Mozes, was dat Hij aan Mozes vertelde Wie Hij was, door Zijn Naam uit te roepen.
- Dat lijkt tegenwoordig een heel rare reactie, maar iemands Naam zei wie die persoon was in de tijd van de Bijbel. Doordat God Zijn Naam uitsprak, liet Hij Mozes toe in Zijn hart en gaf Hij hem inzicht in Zijn heerlijkheid.
Exodus 34:6-7 “Toen de HEERE bij hem voorbijkwam, riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw, Die goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden, Die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft, maar Die de schuldige zeker niet voor onschuldig houdt en de ongerechtigheid van de vaders vergeldt aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht.”
- Dit is Wie God is. Barmhartig, genadig, geduldig, goed, trouw, rechtvaardig. God laat zonde niet onbestraft, maar redt hen die het naar Hem uitroepen. Dat is de God die David binnen laat in de stad, dat is de God voor Wie de poorten open gaan.
David zelf omschrijft God nog verder als sterk, geweldig (‘machtig’ in het Hebreeuws), de Heere Die machtig is in de strijd. Deze God werd binnengelaten in Jeruzalem. Jezus kwam binnen in Markus 11 en hoorde de priesters Psalm 24:7-10 roepen, Hij vervulde daar v7-8 van dit stuk uit het Woord.
In v9-10 wordt dit eindtijd-profetisch, want deze verzen verwijzen naar de 2e keer dat Jezus door de poorten van Jeruzalem zal komen. In Hebreeuwse poëzie wordt herhaling gebruikt om iets te benadrukken, dus ook hier zien we dat het voor David iets betekende, maar ook profetisch.
G. Campbell Morgan: “In onze agenda ging Hij gisteren door Psalm 22. Vandaag voert Hij de bediening van Psalm 23 uit. Morgen zal Hij eindelijk het gezag van Psalm 24 uitoefenen.”
De poorten mogen weer open voor God, de “Koning der ere” (v9). Weer is de vraag Wie deze Koning is (v10) en het antwoord is nu iets anders. God is nu de “HEERE van de legermachten”, dat is Wie deze keer binnen gelaten hoort te worden.
- God is niet alleen zelf machtig in
de strijd, Hij heeft ook nog eens een geweldig leger achter zich. Jezus zei in Mattheüs
26:53 dat Hij meer dan 12 legioenen engelen kon oproepen, voor Romeinen was
dat 5000-6000 soldaten. Als Jezus in 1x meer dan 12 van dat soort legioenen kan
oproepen, waarbij 1 engel 185.000 man in 1 nacht kan doden (Jesaja 37:36),
wat voor legermacht heeft God dan wel niet!
- Dat is de God die wij mogen kennen. Hij bezit niet alleen de aarde (v1-2), maar Hij heeft ook een leger tot Zijn beschikking dat onoverwinnelijk is voor ons. Die God wil binnen komen.
Die God zal voor een 2e keer komen, Hij zal dan overwinnen over alle kwaad, over alle zonde. Hij zal Zijn rechtvaardigheid over de aarde uitgieten. Jezus zal komen en alle boosheid van God over zonde, over de pijn die mensen elkaar aandoen, zal zichtbaar worden over de hele aarde.
- Openbaring laat heel duidelijk zien hoe het zal zijn wanneer Jezus terugkomt. Jezus zal komen, als de “Koning der ere”. De 1e keer werd Hij niet herkend en erkend als Koning, de 2e keer zal Hij komen in al Zijn majesteit, in al Zijn glorie en heerlijkheid. Iedereen zal herkennen en erkennen Wie Hij is, iedereen zal Hem aanbidden, omdat Hij God is.
Als we de heel Psalm 24 opnieuw interpreteren, maar dan alsof geschreven vanuit het perspectief van de 2e komst, wordt deze psalm misschien nog wel mooier:
- Bij Jezus’ 2e komst zal iedereen zien dat de aarde en al wat daarin is van God is (v1-2)
- Bij Jezus’ 2e komst zal iedereen herkennen en erkennen dat God heilig is, in het 1000 jarig vrederijk zal iedereen bij God komen, omdat ze allemaal rein en zuiver zijn (v3-4)
- Bij Jezus’ 2e komst zullen we allemaal zegen en gerechtigheid ontvangen, zullen wij deel zijn van het geslacht Jakob en mogen genieten van Gods aanwezigheid (v5-6)
- Bij Jezus’ 2e komst
zullen we zien dat engelen de poorten bewaken van het nieuwe Jeruzalem (Openbaring
21:12) en dat zij zullen roepen over “de
Koning der ere” (v7-10)
- Deze psalm gaat heel ver, heel diep. Het is een blik in wat David meemaakte, maar zeer zeker ook naar de toekomst. Jij en ik mogen onderdeel zijn van deze toekomst.
Vandaag is de kans om Hem binnen te laten door de poorten van jouw hart, zodat je niet door Zijn toorn heen hoeft te gaan. 1 Thessalonicenzen 5:9 leert dat zij die in God geloven niet voor toorn bestemd zijn, oftewel dat we niet door Gods oordeel over de zonde heen hoeven. Jezus heeft die straf al gedragen aan het kruis van Golgotha. Dat is ook wat we vanochtend gaan herdenken en vieren met het Heilig Avondmaal.
- Jezus kwam naar de aarde, wetende dat wij Zijn redding nodig hebben. Hij kwam om jou en mij de kans te geven om eeuwig leven te hebben, maar ook om nu al te genieten van het zijn van Gods kind. De enige manier waarop dat mogelijk was, was om de straf te dragen die wij verdienen door onze zonde.
Psalm 14:2-3 “De HEERE heeft uit de hemel neergezien op de mensenkinderen, om te zien of er iemand verstandig was, iemand die God zocht. Zij allen zijn afgedwaald, tezamen zijn zij verdorven; er is niemand die goeddoet, zelfs niet één.”
Romeinen 6:23 “Want het loon van de zonde is de dood, maar de genadegave van God is eeuwig leven, door Jezus Christus, onze Heere.”
Dat is waar Jezus voor kwam. Ieder mens verdient de dood, want we zondigen allemaal. Ieder mens hoort deze straf zelf te dragen. Jezus kwam en heeft de straf voor iedereen gedragen, doordat Hij perfect leefde, zonder eigen zonde stierf. Aan het kruis droeg Hij jouw en mijn zonde, aan het kruis zorgde Hij ervoor dat we nu bij God kunnen zijn.
- Jezus zorgde ervoor dat we nu kunnen zien dat alles op de aarde van God is, dat we bij God kunnen komen, in Zijn heilige plaats. Hij zorgt ervoor dat we God binnen kunnen laten in ons hart, als wij de poorten open doen voor Hem.
- Je poort open doen is niks meer dan in gebed tegen Jezus zeggen dat je Hem nodig hebt, omdat je een zondaar bent. Je zegt tegen Hem dat je in Hem gelooft en dat je Hem aanneemt als Redder en Heere van je leven. De Bijbel leert dat als je in Hem gelooft, je eeuwig leven zult hebben; dat is wat je vandaag moet doen om gered te zijn.
Als je al gelooft, in hoeverre leef jij naar het feit dat God alles bezit? In hoeverre is jouw leven rein en zuiver? In hoeverre staat jouw hart open voor God en Zijn werk in jou? God wil dat de poorten wagenwijd openstaan voor Hem, zodat Hij volledig Zijn werk in jou kan doen. Vraag Hem jou te laten zien of dat ook zo is, of Hij de ruimte krijgt die Hij verdient. Als niet, bekeer je, vraag om vergeving en ga terug naar de situatie dat je hele leven open ligt voor Hem.
Avondmaal:
Mattheüs 26:26-28 “En terwijl zij aten, nam Jezus het brood en toen Hij het gezegend had, brak Hij het en gaf het aan de discipelen en Hij zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam. Hij nam ook de drinkbeker en nadat Hij gedankt had, gaf Hij hun die, en zei: Drink allen daaruit, want dit is Mijn bloed, het bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.”
1 Thessalonicenzen 5:23-24 “En moge de God van de vrede Zelf u geheel en al heiligen, en mogen uw geheel oprechte geest, de ziel en het lichaam onberispelijk bewaard worden bij de komst van onze Heere Jezus Christus. Hij Die u roept, is getrouw: Hij zal het ook doen.”