De Allerhoogste Heerser stelt de regeringsleiders aan
Vanmorgen pakken wij de preekserie Route 66 op waarin wij elk Bijbelboek in vogelvlucht doornemen zodat wij de Bijbel en alle verbanden in de Bijbel beter gaan leren kennen, waardoor wij de God van de Bijbel beter gaan leren kennen, en Jezus Christus gaan zien in de gehele Schrift.
Vandaag gaan wij de eerste helft van het Bijbelboek Daniël verkennen, en mijn hoop en gebed is dat jullie hierdoor gaan inzien hoe groot en hoe machtig de God van de Bijbel is, waardoor je niets anders kan en wil doen dan Hem koste wat kost navolgen en dienen. Noem de eerste 27 boeken.
Inleiding
Het Bijbelboek Daniël is door Daniël zelf ergens tussen 540-530 v.Chr. geschreven en het behoort tot de groep boeken wat de grote profeten genoemd wordt.
Daniël was een tijdgenoot van Jeremia en Ezechiël. Maar van de drie was Daniël de enige die zijn bediening uitoefende tijdens het bewind van twee wereldmachten; Babel en vervolgens Perzië. Van de drie duurde zijn bediening ook het langst, ruim 70 jaar lang. Vandaar dat Daniël op de slide in twee kolommen staat.
In tegenstelling tot de ander grote profeten volgde Daniël niet het drieledig patroon van: 1) jullie hebben het verbond met God verbroken en je kunt je beter bekeren. 2) Geen bekering, dan zal God je oordelen. 3) Maar na Gods oordeel is er hoop op herstel.
Dit was de hoofdboodschap van Jesaja, Jeremia en Ezechiël. Maar Daniël had een andere boodschap, én hij had een geheel andere rol en taak, zoals we zullen zien.
Daniël bestaat in grote lijnen uit twee delen; twee genres.
Hoofdstukken 1-6 zijn verhalend, het is een vertelling van verschillende gebeurtenissen tijdens de bediening van Daniël.
Hoofdstukken 7-12 zijn profetisch en kijken naar wat er met de toen huidige en daaropvolgende wereldrijken zou gebeuren. Ze zijn apocalyptisch omdat deze ook ver vooruit kijken naar wat er gebeuren zal ná de opname van de de Kerk. En dan met name naar de 7-jarige Grote Verdrukking en daarna de wederkomst van Jezus Christus.
We zouden het boek nog verder kunnen verdelen:
Hoofdstuk 1 is de persoonlijke geschiedenis van Daniël zelf.
Hoofdstukken 2-7 gaan voornamelijk over Gods profetisch plan voor de heidenen, de niet-Joden.
Hoofdstukken 8-12 gaan voornamelijk over Gods profetisch plan voor Israël.
Wat opmerkelijk is, is dat hoofdstuk 1 geschreven is in het Hebreeuws. Hoofdstukken 2-7 in het Aramees, wat de taal van o.a. Babel was. En vervolgens hoofdstukken 8-12 weer in het Hebreeuws. (1:1-2:4a Hebreeuws, 2:4b-7:28 Aramees, 8:1-12:13 Hebreeuws)
Dit is opmerkelijk omdat het eerste hoofdstuk om de Hebreeër Daniël zelf gaat, hoofdstukken 2-7 zijn geschreven voor de heidenen, en hoofdstukken 8-12 voor Israël.
Kijk, Aramees was destijds en nog lang daarna de gemeenschappelijke taal in het Nabije Oosten.
De Joodse ballingen die naar Babel weggevoerd werden, spraken destijds ook Aramees, dit hebben zij in Babel geleerd. En het was zelfs zo dat het merendeel van de Joden die vanuit hun ballingschap naar Jeruzalem terugkeerden geen Hebreeuws meer spraken, maar Aramees. Sterker nog, zelfs Jezus sprak in Zijn tijd op aarde ook nog Aramees omdat dat de gemeenschappelijke taal was.
Van de vier grote profeten heeft Daniël de HEERE het langst mogen dienen; ruim 70 jaar lang.
Dit betekent o.a. dat hij meerdere Judese koningen in zijn leven had meegemaakt. Alleen, toen de laatste drie koningen in Juda ‘regeerde’ zat Daniël al in Babel, wat uiteindelijk heel goed voor hem is geweest, want de laatste víer Judese koningen waren allen zeer slecht.
Maar, als je goed naar de tijdslijnen en de data kijkt dan zie je dat Daniël ook de laatste goede koning van Juda voor een tijdje had meegemaakt; en dat was Koning Josia.
Koning Josia regeerde van 640 v.Chr. tot 609 v.Chr. En Daniël werd rond 621 v.Chr. geboren. Dit betekent dat Daniël zijn eerste 12 levensjaren Koning Josia van heel dichtbij had meegemaakt, want Daniël behoorde tot het koninklijk hof.
De reden waarom ik dit aanhaal is omdat Koning Josia zeer waarschijnlijk een positief en goddelijk invloed op jonge Daniël heeft gehad.
Want als wij zien wat voor hart en karakter Daniël had, dan moet iemand hem gedurende zijn vormingsjaren positief hebben beïnvloed. Er moet in hem zijn geïnvesteerd.
En dit is dan meteen ook een aansporing voor ons allen die wedergeboren zijn; om een positief en goddelijk voorbeeld te zijn voor de kinderen/jongeren in ons leven.
Ten eerste als je zelf jonge kinderen hebt, dan je eigen kinderen. Maar zo niet, dan heeft God jou in de plaatselijke kerk waar jij deel van uitmaakt, bijv. hier in de CCH, geestelijke kinderen gegeven aan wie jij het goddelijk voorbeeld kan geven. Koning David, een man naar Gods hart zei dit:
Psalm 34:12 – “Kom, kinderen, luister naar mij, ik zal jullie de vreze des HEEREN leren.”
Paulus zei hetzelfde tegen jong én oud met betrekking tot hoe hij Jezus navolgt:
1 Korinthe 4:16 – “Ik roep u er dus toe op: word mijn navolgers.”
1 Korinthe 11:1 – “Wees navolgers van mij, zoals ik navolger van Christus ben.”
Daniël had als kind vast goede voorbeelden in zijn leven; hoogstwaarschijnlijk ook Koning Josia.
De reden waarom ik dit met zekerheid kan beweren is omdat God Daniels leven in Zijn hand had. Én, voordat Daniël God in Babel ging dienen had God Daniël daarop voorbereid.
En dit leidde tot Daniëls goddelijk invloed en voorbeeld, die zelfs tot op de dag van vandaag nog steeds van kracht is waar het gaat om moed, standvastigheid in zijn geloof in God, zijn vertrouwen op God, zijn vastberadenheid om God op de eerste plaats in zijn leven te hebben staan, zijn doorzettingsvermogen om niet tegen God te zondigen, enz.
Daniël had destijds hoogstwaarschijnlijk ook invloed op de Magiërs van Babel en het Oosten waarvan drie, zo’n kleine 600 jaar later naar Bethlehem toe gingen om bij Josef en Maria op kraambezoek te komen.
Mattheüs 2:1-2, 11 – “1Toen nu Jezus geboren was in Bethlehem, in Judea, in de dagen van koning Herodes, zie, wijzen uit het oosten kwamen in Jeruzalem aan, 2en zeiden: Waar is de Koning van de Joden die geboren is? Want wij hebben Zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden.
11En toen zij in het huis kwamen, vonden zij het Kind met Maria, Zijn moeder, en zij vielen neer en aanbaden Het. Zij openden hun schatkisten en brachten Hem geschenken: goud en wierook en mirre.”
Hoe wisten deze wijzen uit het oosten van de Koning van de Joden af? De enige verklaring is dat Daniël zo’n 600 jaar daarvoor een gigantisch groot invloed op de Babyloniërs heeft gehad. Daniël was uiteindelijk hoofd van de Magiërs waarop hij zijn invloed had. Hij had ongetwijfeld het Evangelie met hen gedeeld.
Dus, onderschat alsjeblieft niet hoe krachtig en voor eeuwig blijvend een positief goddelijk voorbeeld kan zijn voor o.a. de kinderen/jongeren in je eigen omgeving.
Voordat we de tekst in duiken wil ik nog even deze slide laten zien omdat de drie jaargetallen van essentieel belang zijn om te weten waar je in het verhaal bent en om wie het gaat.
605 v.Chr. vond de 1e deportatie plaats en het was toen dat Daniël op zo’n 15-jarige leeftijd samen met zijn drie Joodse vrienden en nog anderen naar Babel werden weggevoerd.
Met de 2e deportatie ging Ezechiël mee met nog zo’n 10.000 Joden en met de 3e deportatie gingen wederom duizenden mee.
Daniël diende Nebukadnezar dus al zo’n 17 jaar lang toen Nebukadnezar Jeruzalem met de grond gelijk maakte; waar Jeremia over huilde en waarover hij Klaagliederen schreef.
Wat wij hierin voor ogen moeten houden is dat Daniël, een godvruchtige trouwe Jood, de vijand van de Joden moest dienen; de vijand die Gods tempel en heel Jeruzalem verwoeste, én die zijn volksgenoten afslachtte.
Daniël en zijn drie vrienden kregen ook nog eens Babylonische namen die de God van de Bijbel niet eerden. En het doel hiervan was om hun Joodse identiteit af te breken en om hun Babylonisch te maken.
Daniels leven, zijn bediening en omstandigheden waren verre van makkelijk. Hij moest van God, de vijand dag-in-en-dag-uit van harte dienen; en hij deed dit voor ruim 70 jaar lang. Dit was Daniels leven, dit was zijn roeping en dit was zijn bediening.
Hoofdstuk 1
Daniël 1 – “1In het derde jaar van de regering van Jojakim, de koning van Juda, kwam Nebukadnezar, de koning van Babel, naar Jeruzalem en belegerde het. 2En de Heere gaf Jojakim, de koning van Juda, in zijn hand, en een deel van de voorwerpen van het huis van God. Hij bracht die naar het land Sinear, naar het huis van zijn god. Hij bracht de voorwerpen naar de schatkamer van zijn god. 3Toen beval de koning aan Aspenaz, het hoofd van zijn hovelingen, dat hij enigen van de Israëlieten moest laten komen, namelijk uit het koninklijk geslacht en uit de edelen, 4jongemannen zonder enig gebrek, knap van uiterlijk, bedreven in alle wijsheid, ervaren in wetenschap, helder van verstand, en die in staat waren dienst te doen in het paleis van de koning, en dat men hen moest onderwijzen in de geschriften en de taal van de Chaldeeën. 5De koning nu stelde een dagelijkse hoeveelheid van de gerechten van de koning voor hen vast, en van de wijn die hij dronk, om hen in drie jaar zo op te voeden dat zij aan het einde daarvan in dienst konden treden van de koning. 6Onder hen waren uit de Judeeërs: Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. 7Het hoofd van de hovelingen gaf hun andere namen. Daniël noemde hij Beltsazar, Hananja Sadrach, Misaël Mesach en Azarja Abed-Nego. 8Daniël nu nam zich in zijn hart voor zich niet te besmetten met de gerechten van de koning of met de wijn die hij dronk. Daarom verzocht hij het hoofd van de hovelingen of hij zich niet zou hoeven te verontreinigen. 9God gaf Daniël genade en barmhartigheid bij het hoofd van de hovelingen. 10Want het hoofd van de hovelingen zei tegen Daniël: Ik ben bevreesd voor mijn heer de koning, die uw eten en uw drinken heeft vastgesteld. Want waarom zou hij zien dat uw gezichten er slechter uitzien dan die van de andere jongemannen van uw groep? U zou bij de koning mijn hoofd met schuld beladen. 11Toen zei Daniël tegen de kamerheer die het hoofd van de hovelingen had aangesteld over Daniël, Hananja, Misaël en Azarja: 12Stel uw dienaren toch tien dagen op de proef, en laat men ons plantaardig voedsel geven, zodat wij dat eten, en water, zodat we dat drinken. 13En laat dan in uw tegenwoordigheid ons uiterlijk en het uiterlijk van de andere jongemannen, die de gerechten van de koning eten, bezien worden, en doe dan met uw dienaren naar wat u ziet. 14Hij luisterde naar hen in deze zaak. Tien dagen stelde hij hen op de proef. 15Aan het einde van die tien dagen zag men dat hun uiterlijk knapper was, en zagen zij er gezonder uit dan al de jongemannen die van de gerechten van de koning aten. 16Toen gebeurde het dat de kamerheer hun gerechten, en de wijn die zij moesten drinken, wegnam en dat hij hun plantaardig voedsel gaf. 17Aan deze vier jongemannen nu gaf God kennis en verstand van allerlei geschriften, en wijsheid, en Daniël gaf Hij inzicht in allerlei visioenen en dromen. 18Aan het einde van de dagen waarvan de koning had gezegd dat men hen moest laten komen, liet het hoofd van de hovelingen hen bij koning Nebukadnezar komen. 19De koning sprak met hen. Maar onder hen allen werd niemand gevonden als Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. Zij traden in dienst van de koning. 20In alle zaken waar het aankomt op een wijs inzicht, waarover de koning hen ondervroeg, vond hij hen tienmaal beter dan alle magiërs en bezweerders die er in heel zijn koninkrijk waren. 21En Daniël bleef tot het eerste jaar van koning Kores.”
Een paar observaties:
Vers 8 – “Daniël nu nam zich in zijn hart voor zich niet te besmetten met de gerechten van de koning of met de wijn die hij dronk. Daarom verzocht hij het hoofd van de hovelingen of hij zich niet zou hoeven te verontreinigen.”
Daniël die op dit moment nog een tiener was zat vanaf zijn kinderjaren onder het Woord van God. En omdat hij de Wet van Mozes kende en die wilde naleven wist hij dat hij geen compromissen wilde sluiten met alles dat tegen Gods Woord in ging. En het eten en drinken van de koning ging tegen Gods voedselvoorschriften in.
Daniëls voornemen in zijn hart om Gods Woord koste wat kost niet te willen overtreden; dat was zijn kracht. En zoals we in Daniels leven zullen zien, eert God degene die Hem eert. Wij zien dit meteen al gebeuren in vers 9:
Vers 9 – “God gaf Daniël genade en barmhartigheid bij het hoofd van de hovelingen.”
Door voor zijn geloof in de levende God van de Bijbel te staan, baande God de weg voor Daniël en zijn vrienden om niet tegen God te hoeven zondigen, God gaf hun een uitweg doordat zij gunst kregen bij het hoofd van de hovelingen.
Vers 17,20 – “17Aan deze vier jongemannen nu gaf God kennis en verstand van allerlei geschriften, en wijsheid, en Daniël gaf Hij inzicht in allerlei visioenen en dromen.
20In alle zaken waar het aankomt op een wijs inzicht, waarover de koning hen ondervroeg, vond hij hen tienmaal beter dan alle magiërs en bezweerders die er in heel zijn koninkrijk waren.”
God eerde deze jonge mannen omdat zij God met heel hun hart, ziel, kracht en verstand eerde.
Daniël en zijn vrienden stonden zwaar onder druk om hun geloof in de God van de Bijbel in gevaar te brengen. Maar zij bleven God trouw en God werkte in hun levens om hen te beschermen en te zegenen in het Babylonisch rijk; op vijandig grondgebied. God eert wie Hem eert.
Hun voorbeeld diende in eerste instantie om de ballingen in Babel te bemoedigen, en uiteindelijk om alle Joden te bemoedigen die in de toekomst onder de heerschappij van vreemde landen kwamen te staan.
Hoofdstuk 2
In hoofdstuk 2 krijgt Koning Nebukadnezar bijzondere dromen waardoor hij niet kon slapen. En omdat hij door die dromen zeer verontrust was riep hij al zijn magiërs, bezweerders, tovenaars, astronomen en astrologen om de droom uit te leggen.
Het uitleggen van dromen was namelijk iets dat in dit soort situaties gewoon was, alleen moest degene die droomde de droom wél eerst bekend maken.
Maar Nebukadnezar dacht: wacht even, we gaan het deze keer anders doen. Jullie gaan mij vertellen wat mijn droom was en dan pas gaan jullie het mij uitleggen. Want als jullie mij niet kunnen vertellen waar ik over droomde, waarom zou ik jullie uitleg ervan geloven? Nebukadnezar was echt niet achterlijk!
En natuurlijk konden geen van hen Nebukadnezar vertellen waar hij over droomde. Ze zeiden tegen de koning dat er geen mens op de aardbodem is die hiertoe in staat is en dat er daarom geen enkele koning, hoe groot of machtig dan ook, die ooit zoiets zou durven vragen.
De koning werd woedend en hij beval dat men al de wijzen in Babel moest doden; dus ook Daniël en zijn drie vrienden.
Maar toen het hoofd van de lijfwacht van de koning naar Daniël toekwam om ook hem te doden vroeg Daniël of hij hem en zijn vrienden wat tijd wilde gunnen om uiteindelijk de droom aan de koning uit te kunnen leggen.
Daniël en zijn drie vrienden gingen voor een tijd bidden zodat God de verborgenheid van de droom aan hen zou openbaren zodat ook zij niet gedood zouden worden.
God verhoorde de gebeden en Daniël kreeg van God te weten wat de droom was en ook de uitleg daarvan.
Vervolgens bracht het hoofd van de lijfwacht Daniël naar de koning toe en hij vertelde de koning dat Daniël hem de droom kon uitleggen. Aan wie doet dit je denken?
In de droom zag Nebukadnezar een groot beeld gemaakt van verschillende metalen. Het hoofd was van goud, zijn borst en armen waren van zilver, zijn buik en zijn dijen van brons, zijn benen van ijzer, zijn voeten gedeeltelijk van ijzer en gedeeltelijk van klei.
En terwijl de koning ernaar keek zag hij een steen die het beeld geheel verbrijzelde. Er bleef niets van het beeld over.
En de steen die het beeld getroffen had, werd tot een grote berg en vulde de hele aarde. Dit was de droom.
Daniël legt de koning uit dat de droom te maken heeft met opeenvolgende wereldrijken.
Het hoofd van goud staat voor Nebukadnezar en het Babylonisch rijk.
Het zilveren staat voor het daaropvolgend Medo-Perzische rijk.
Het bronzen staat voor het daaropvolgend Griekse rijk.
En het ijzeren staat voor het daaropvolgend Romeinse rijk.
De voeten en tenen gemaakt van ijzer en klei is een nu nog toekomstig rijk die niet aan elkaar zal hechten; het zal een verdeeld rijk zijn. Dit zal waarschijnlijk het wereldrijk zijn dat aan de macht zal zijn tijdens de grote verdrukking.
De steen die het beeld verbrijzelen zal staat voor Jezus, de Rots, die alle menselijke wereldrijken zal verpletteren wanneer Hij terugkomt en Zijn Messiaans wereldrijk op aarde zal vestigen; het Millennium.
De droom is bedoeld om duidelijk te maken dat hoe spectaculair en glorieus een rijk als Babel is, het is en blijft van tijdelijke aard; het is vergankelijk. Hetzelfde gold voor de daaropvolgende drie rijken en hetzelfde geld voor het nu nog toekomstig rijk van de antichrist.
Maar, in tegenstelling tot de vergankelijkheid van deze menselijke wereldrijken, zal Gods Koninkrijk zegevieren en zal voor eeuwig blijven bestaan.
Vers 46-49 – “46Toen wierp koning Nebukadnezar zich met het gezicht ter aarde en hij aanbad Daniël. En hij beval dat men hem een offergave en aangenaam reukwerk zou brengen. 47De koning antwoordde Daniël en zei: Waarlijk, uw God is de God der goden en de Heere der koningen. Hij openbaart verborgenheden, zodat u déze verborgenheid kon openbaren. 48Toen bevorderde de koning Daniël. Hij gaf hem vele grote geschenken en stelde hem aan als heerser over heel het gewest Babel en als hoofd van alle machthebbers over alle wijzen van Babel. 49Omdat Daniël de koning daarom verzocht, stelde hij Sadrach, Mesach en Abed-Nego aan over het bestuur van het gewest Babel. Daniël bleef echter in de poort van de koning.”
Wat een geweldig statement van deze heidense koning. Ondanks zijn eigen religie geeft hij toe en verklaart dat de God van de Bijbel de God der goden is en de Heere der koningen.
Op meerdere momenten verklaart Nebukadnezar dat onze God inderdaad de enige echte God is. Zie vooral de laatste vier verzen van hoofdstuk 4.
Maar de vraag waarover theologen het niet overeen zijn is of Nebukadnezar echt in de HEERE geloofde. Had hij zich echt bekeerd en is hij een echte navolger van YHWH geworden?
Ik laat dit in het midden, maar wil wel zeggen dat het instemmen met de waarheden over wie God is nog niet wil zeggen dat iemand wedergeboren is.
Er zijn namelijk zat mensen die het met heel veel eens zijn over God, de Bijbel, Jezus Christus, het Evangelie, maar alsnog niet wedergeboren zijn.
Nicodemus, een zeer vrome religieuze Farizeeër die veel over God en de Bijbel wist, die er zelfs mee instemde, moest volgens Jezus wedergeboren worden.
Ik weet niet wie dit moet horen, maar misleid jezelf niet en laat je ook niet misleiden. Kennis van God, de Bijbel, het Evangelie, Jezus Christus is niet genoeg. Zelfs instemming hiermee is niet genoeg. In de woorden van Jezus Zelf: ‘U moet opnieuw geboren worden’.
Hoofdstuk 3
In hoofdstuk 3 liet Koning Nebukadnezar een gigantisch groot gouden beeld maken van zo’n 42 meter hoog en 4 meter breed. En het was de bedoeling dat wanneer mensen het geluid van allerlei muziekinstrumenten hoorden, zij neer moesten vallen om het beeld te aanbidden.
En degenen die het beeld niet aanbaden werden op bevel van de koning in de vurige oven geworpen.
Dit was natuurlijk een groot probleem voor de Joodse ballingen; want de Bijbel geeft duidelijk aan dat zij geen enkel andere afgod of beeld mochten aanbidden. Zij mochten zich alleen voor de levende God van de Bijbel buigen.
Dit hoofdstuk gaat dan ook over het probleem van afgoderij tijdens hun ballingschap. De vraag is hoe zouden de ballingen het aanbidden van afgoden moeten weerstaan terwijl zij onder zo veel druk stonden?
Anno 2022 is het niet anders. Denk aan alle afgoden die ons worden voorgehouden door bijv. de maatschappij, werkgevers, de media, social media, enz. Sterker nog, je hoeft alleen maar in de spiegel te kijken en je zult de grootste afgod in je leven tegenkomen; je eigen ik. Die wil continu op Gods plaats staan.
En de vraag is dan hoe moeten wij het aanbidden van deze afgoden weerstaan terwijl wij onder zo veel druk staan?
Het antwoord is precies hetzelfde; of het nu 2.500 jaar geleden was of nu.
De drie vrienden van Daniël, Sadrach, Mesach en Abed-Nego weigerden dit afgod beeld te aanbidden waardoor Koning Nebukadnezar woedend werd. Maar ondanks zijn woede gaf hij hun nog één kans om zich neer te buigen voor het beeld.
Vers 15 – “Nu dan, als u bereid bent op het moment dat u het geluid van de hoorn, fluit, citer, luit, lier, panfluit, en allerlei muziekinstrumenten hoort, neer te vallen en het beeld te aanbidden dat ik gemaakt heb, dan is het goed, maar als u het niet aanbidt, dan zult u op hetzelfde ogenblik midden in de brandende vuuroven worden geworpen. En wie is dan de god die u uit mijn handen kan verlossen?
Wauw! Ten eerste zien wij de arrogantie van Nebukadnezar in zijn spottende statement: ‘wie is dan de god die u uit mijn handen kan verlossen?’
Ten tweede is de reactie van de drie van onschatbare waarde. En dit is de houding die wij, anno 2022 ook moeten hebben. Dit is hoe wij het aanbidden van afgoden weerstaan:
Vers 16-18 – “16Sadrach, Mesach en Abed-Nego antwoordden en zeiden tegen koning Nebukadnezar: Wij hoeven u hierop geen antwoord te geven. 17Als het moet, kan onze God, Die wij vereren, ons verlossen uit de brandende vuuroven, en Hij zal ons, o koning, uit uw hand verlossen. 18En zo niet, het zij u bekend, o koning, dat wij uw goden niet zullen vereren en het gouden beeld dat u hebt opgericht, niet zullen aanbidden.”
Hierop werd Nebukadnezar nog meer woedend en hij liet deze drie Joden de vurige oven in gooien.
Voor deze gelegenheid liet Nebukadnezar de oven zevenmaal heter stoken dan normaal.
Het was zelfs zo heet dat degenen die de drie in de oven wierpen zelf door de hitte omgekomen waren.
Maar op een gegeven moment keek Nebukadnezar de oven in en zag vier mannen ongedeerd vrij rondlopen. Theologen geloven dat de vierde man Jezus Zelf was die in een pre-incarnatie (voor Zijn vleeswording) verschijning hen te hulp kwam.
Het prachtigste van dit alles is dat Jezus hen tegen het vuur beschermde en zij kwamen geheel ongedeerd de oven uit. Geen enkel haar op hun hoofd was geschroeid en zij roken zelfs niet eens naar brandlucht. Luister naar de getuigenis van deze heidense koning:
Vers 28 – “Nebukadnezar nam het woord en zei: Geloofd zij de God van Sadrach, Mesach en Abed-Nego, Die Zijn engel heeft gezonden en Zijn dienaren heeft verlost, die op Hem hebben vertrouwd, het bevel van de koning hebben weerstaan en hun lichaam hebben overgegeven, omdat zij geen enkele god wilden vereren of aanbidden dan hún God.”
Zo’n mate van toewijding aan - en vertrouwen op - de God van de Bijbel zal bij sommige mensen opvallen. En het kan een getuigenis zijn om juist die mensen tot geloof te helpen. Daarom is het van essentieel belang om de HEERE na te volgen en Hem koste wat kost te gehoorzamen zonder compromissen.
Dit hoofdstuk leerde de Joden (en ook ons) dat de God van de Bijbel in staat is om zelfs vijandige linies te overschrijden om Zijn mensen op vijandig grondgebied te redden.
Dit was een gigantische bemoediging voor de ballingen omdat zij dachten dat Gods aanwezigheid alleen in Jeruzalem was. Maar hiermee bewees God Zijn alomtegenwoordigheid. Hij is overal en Hij is niet beperkt door grenzen die door mensen gemaakt zijn. God infiltreert ook gewoon vijandig grondgebied. Hij is hoofd van de ultieme special forces.
Hoofdstuk 4
In hoofdstuk 4 krijgt Nebukadnezar weer een droom die zijn magiërs niet konden uitleggen. Dus riep hij Daniël bij zich die de droom wel kon uitleggen.
In deze droom laat God Nebukadnezar zien dat de God van de Bijbel de Allerhoogste God is. M.a.w. er is niemand gelijk aan Hem. En God deed dit omdat Nebukadnezar een zelfingenomen narcist was die last had van grootheidswaanzin.
Dus in de droom laat God Nebukadnezar de omvang en de macht van zijn wereldrijk zien, én dat hij de meest machtige koning op dat moment was. Hij had aanzien en status.
Maar, omdat hij in zichzelf roemde, omdat hij heel veel van zichzelf dacht en geen acht sloeg op de enige echte God, die hem dit alles uiteindelijk had gegeven, moest God hem vernederen totdat hij tot inkeer kwam en God de eer gaf die Hem en Hem alleen toekomt.
In de droom zei een hemelse boodschapper tegen Nebukadnezar dat alles in de droom vaststaat, én dat het met 100% zekerheid uit zal komen om deze reden:
Vers 17b – “Opdat de levenden erkennen dat de Allerhoogste Heerser is over het koningschap van mensen, en dat geeft aan wie Hij wil, en daarover zelfs de laagste onder de mensen aanstelt.” Dit staat trouwens 3x in dit hoofdstuk.
God vereist van de machtigste man ter wereld dat hij zichzelf voor God vernederd en toegeeft dat de HEERE soevereine controle heeft over alle zaken die zich in de wereld afspelen.
Lieve mensen, vooral nu is het van essentieel belang om deze waarheid voor ogen te houden. Want een Koning Nebukadnezar en een Vladimir Poetin zijn uit hetzelfde hout gesneden. En de Allerhoogste is en blijft Heerser over allen.
We hebben geen tijd om naar de inhoud van de droom zelf te kijken, dus mocht je het nog niet gelezen hebben, dan moet je dat een keer op je eigen tijd gaan doen.
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 5 vindt plaats in 539 v.Chr.; 66 jaar nadat Daniël in Babel aankwam. Nebukadnezar is al zo’n 23 jaar lang dood en een zekere Belsazar was prins-regent omdat de koning van Babel al meerdere jaren in Arabië zat. Deze Belsazar nam het bestuur van het rijk op dit moment waar.
En in dit hoofdstuk is te zien dat deze Belsazar een groot losbandig feest hield en toen hij goed dronken was liet hij de gouden en zilveren voorwerpen halen, die door Nebukadnezar uit Gods tempel in Jeruzalem waren meegenomen naar Babel. Dit waren door God geheiligde gereedschappen die gebruikt werden in de tempeldienst.
En op een gegeven moment liet hij al zijn gasten uit deze gouden en zilveren bekers hun wijn drinken en zij begonnen hun afgoden van goud, zilver, koper, ijzer, hout en steen te prijzen. Dit was pure heiligschennis!
En toen Belsazar en zijn gasten hiermee bezig waren kwamen er vingers van een menselijk hand tevoorschijn en die schreef iets op de wand. En dan staat er in vers 6 dat Belsazar zich de apelazarus schrok (vrije vertaling).
Hij liet zijn bezweerders, magiërs en toekomstvoorspellers roepen om de uitleg van de woorden aan de wand te geven, maar geen van hen kon uitleggen wat er stond.
Deze Belsazar kende Daniël niet persoonlijk, maar iemand wist nog iets van Daniël af en dus liet hij Daniël roepen om de geschreven woorden uit te leggen. Kijk naar wat Daniël zegt:
Vers 18-30 – “18Wat u, o koning, betreft, de allerhoogste God heeft uw vader Nebukadnezar het koningschap, grootheid, eer en majesteit gegeven. 19Vanwege de grootheid die Hij hem had gegeven, beefden en sidderden alle volken, natiën en talen voor hem. Hij doodde wie hij wilde en hij liet in leven wie hij wilde. Hij verhoogde wie hij wilde en hij vernederde wie hij wilde. 20Maar toen zijn hart zich verhief en zijn geest zich verhardde in hoogmoed, werd hij van zijn koninklijke troon gestoten en heeft men hem zijn eer ontnomen. 21Hij werd uit de mensenwereld verstoten, zijn hart werd gelijk aan dat van de dieren, zijn verblijf was bij de wilde ezels, men gaf hem gras te eten, zoals aan runderen, zijn lichaam werd bevochtigd door de dauw van de hemel, totdat hij erkende dat God, de Allerhoogste, Heerser is over het koningschap van de mensen en daarover aanstelt wie Hij wil. 22Wat u, Belsazar, zijn zoon, betreft, u hebt uw hart niet vernederd, hoewel u dit alles wist. 23U hebt zich verheven tegen de Heere van de hemel, want de voorwerpen van Zijn huis heeft men bij u gebracht. En u, uw machthebbers, uw vrouwen en bijvrouwen hebben wijn eruit gedronken, en u hebt uw goden van zilver en goud, koper, ijzer, hout en steen geprezen, die niet kunnen zien en niet kunnen horen en geen kennis hebben. U hebt echter de God in Wiens hand uw adem is en aan Wie al uw paden toebehoren, niet verheerlijkt. 24Daarom is door Hem het gedeelte van de hand gezonden en dit schrift geschreven. 25Dit is het schrift dat werd geschreven: MENE, MENE, TEKEL, UFARSIN. 26Dit is de uitleg van deze woorden. MENE: God heeft de dagen van uw koningschap geteld en Hij heeft er een einde aan gemaakt. 27TEKEL: u bent gewogen in de weegschaal en u bent te licht bevonden. 28PERES: uw koninkrijk is verdeeld en het is aan de Meden en de Perzen gegeven. 29Toen beval Belsazar dat zij Daniël in purper moesten kleden, met een gouden keten om zijn hals, en dat zij van hem moesten uitroepen dat hij als derde in het koninkrijk zou heersen. 30In diezelfde nacht werd Belsazar, de koning van de Chaldeeën, gedood.”
Dit was niet alleen het eind van Belsazar, maar tegelijk ook het eind van het Babylonisch rijk. Hierna kwam het Medo-Perzisch rijk aan de macht onder koning Kores, ook genoemd Cyrus.
Hoofdstuk 6
In hoofdstuk 6 is te zien dat Daniël de machtigste bestuurder is in heel het Perzisch rijk. Deze positie is door God gegeven, maar zijn collega bestuurders waren daar niet zo blij mee.
Zijn collega’s zijn jaloers op Daniël en proberen iets te vinden waarmee zij hem kunnen aanklagen. Alleen is Daniël onberispelijk. Zij konden Daniël nergens op pakken.
Dus, wetende dat hij een Jood was die minstens drie keer per dag tot de levende God van de Bijbel bad, verzonnen zij een gebedsverbod voor 30 dagen. En ieder die dit verbod zou overtreden zou in de leeuwenkuil geworpen worden om zo door de leeuwen verslonden te worden.
Op een dag betrapte deze collega’s Daniël terwijl hij aan het bidden was en ze gingen klikken bij de koning. De koning had Daniël erg hoog staan en wilde hem helemaal niet kwijt, maar omdat deze wet onherroepelijk was, moest de koning Daniël in de leeuwenkuil werpen. Maar toen hij dit deed zei hij dit:
Vers 17b – “. . .Uw God, Die u voortdurend vereert – Hij zal u verlossen.”
Lang verhaal kort. God heeft de muilen van de leeuwen toegesloten waardoor Daniël de hele nacht ongedeerd bleef en de volgende ochtend door de koning vrijgelaten werd. De leeuwen hebben hem niets aangedaan.
Er werd ooit een grap hierover gemaakt en dat is omdat Daniël op dit moment al ver boven de 80 jaar oud was, de leeuwen geen trek in hem hadden.
Vervolgens gooide de koning de mannen die Daniël hadden beschuldigd in de leeuwenkuil en binnen no time werden zij leeuwenvoer. En tot slot schreef de koning deze woorden:
Vers 27-29 – “27Er wordt door mij bevel gegeven dat men in heel het machtsgebied van mijn koninkrijk zal beven en sidderen voor het aangezicht van de God van Daniël, want Hij is de levende God, en houdt voor eeuwig stand. Zijn Koninkrijk gaat niet te gronde, en Zijn heerschappij duurt tot het einde. 28Hij verlost en redt, Hij doet tekenen en wonderen in de hemel en op de aarde, Hij, Die Daniël heeft verlost uit de klauwen van de leeuwen. 29En het ging deze Daniël voorspoedig onder het koningschap van Darius en onder het koningschap van Kores, de Pers.”
Twee bemoedigende lessen die wij hieruit kunnen halen zijn dit:
Spreuken 21:1 – “Het hart van een koning is in de hand van de HEERE als waterbeken, Hij neigt het tot alles wat Hem behaagt.”
God heeft alles onder controle en Hij plaatst en leidt regeringsleiders zoals Hij het wil. Ook nu.
1 Samuël 2:30 – “. . . wie Mij eren, zal Ik eren, maar wie Mij verachten, zullen zelf veracht worden.”
Dit zien wij in het leven van Daniël en zijn drie vrienden. En dit geldt ook voor ieder wedergeboren kind van God.
Wil jij door God geëerd worden? Eer Hem en verheerlijk Hem. Dit kan je en Hij verdient het!