God de rechtvaardige Rechter en Redder
Vanmorgen gaan wij verder met de preekserie Route 66 waarin wij elk Bijbelboek in vogelvlucht doornemen zodat wij de Bijbel en alle verbanden in de Bijbel beter gaan leren kennen, waardoor wij de God van de Bijbel beter gaan leren kennen en Jezus Christus zien in de gehele Schrift. Het doel hiervan is om te groeien naar geestelijke volwassenheid toe waardoor Jezus Christus meer gestalte in ons zal krijgen en wij meer van God gaan houden.
Vandaag gaan wij het Bijbelboek Jesaja in vogelvlucht doornemen, en mijn hoop en gebed is dat jullie hierdoor meer trek gaan krijgen in het Woord van God in het algemeen en in het bijzonder de profeet Jesaja. Noem de eerste 23 boeken.
Inleiding
Jesaja is de eerste van de vier grote profeten; Jesaja, Jeremia, Ezechiël en Daniël, en zijn profetische bediening duurde op z’n minst 40 jaar lang tijdens het bewind van vier Judese koningen. Dit feit staat al meteen in hoofdstuk 1:1.
Jesaja woonde en profeteerde in Jeruzalem tijdens de Assyrische crisis, een periode waarin Juda onder dreiging stond van een militaire invasie en bezetting door Assyrië. Noch het noordelijk rijk, Israël, nog het zuidelijk rijk Juda had vrede in deze tijd en dit had puur te maken met het feit dat zij het verbond met de God van de Bijbel hadden verbroken.
De eerste generatie van de Exodus kwam in het boek Numeri in de woestijn om omdat zij al heel gauw ná de Exodus God de rug toegekeerd hadden?
En nadat deze rebelse generatie in de woestijn overleed, bracht God de nieuwe generatie opnieuw naar de grens van het beloofde land waar God het verbond uit Genesis 12 opnieuw bevestigd; daaruit bestaat het boek Deuteronomium.
En in Deuteronomium zien wij dat het volk Israël zich vervolgens opnieuw aan God toewijdt. Zij beloofden God zich geheel aan Hem te wijden door voor Hem te leven en door de Wet van Mozes in acht te nemen.
En de hamvraag dat vanaf dat moment, en aan de basis van het hele Oude Testament ligt, is dit: ‘Zal Israël trouw blijven aan God door zich te houden aan Gods verbond in Deuteronomium?’ Helaas is het antwoord: ‘nee’.
En nu, in Jesaja, zo’n 700 jaar later zien wij de consequenties van hun ongehoorzaamheid aan, en rebellie tegen God.
Het noordelijk rijk Israël werd in het jaar 722 v.Chr. door Assyrië aangevallen en alle 10 stammen werden weggevoerd naar het buitenland, waar zij niet van terug zijn gekomen. Er was niets van Israël overgebleven.
Zo’n 130 jaar later was Juda aan de beurt.
De persoon Jesaja is super interessant. Hij wordt door sommigen de ‘St. Paulus van het Oude Testament’ genoemd omdat ook hij, zoals Paulus een voorname Joodse komaf had.
De betekenis van zijn naam is zeer passend voor het boek want zijn naam betekent ‘YHWH redt’. En dit is precies waar het boek uiteindelijk over gaat. God beloofd hierin dat Hij radicale maatregelen zal treffen om zondige mensen te redden van hun zonde en van de eeuwige dood. Wij die Jezus navolgen zijn het levend bewijs van deze belofte.
Jesaja was een hoogopgeleid mens, wat o.a. te zien is in zijn indrukwekkende woordenschat. Zijn profetie werd op een prachtige en welbespraakte manier overgebracht. Hij was getrouwd met een profetes en had twee zoons (Jesaja 7:3, 8:3)
Zoals Paulus voor koningen en hooggeplaatsten namens Jezus mocht spreken had Jesaja nauw contact met het koninklijk hof in Jeruzalem. Zijn profetieën waren niet alleen gericht op het volk Juda, maar juist ook op de vier koningen die hij mocht dienen.
Jesaja’s toewijding aan de HEERE en aan zijn roeping was voorbeeldig. Dit is niet alleen te zien in de moeilijkheid van zijn profetische bediening, want hij sprak tot mensen die er niets van wilde horen. Maar Jesaja ging zelfs zo ver dat hij bijvoorbeeld, in opdracht van God drie jaar lang naakt rondliep om Gods punt duidelijk te maken aan Egypte en Cusj, die God d.m.v. de Assyriërs zou straffen. (Jesaja 20:2-4)
In het N.T. wordt Jesaja vele malen geciteerd. Alle vier schrijvers van de Evangeliën en Handelingen citeren Jesaja. Paulus, Petrus en Johannes citeren Jesaja. Jezus Zelf citeerde Jesaja. Jesaja was dus niet zomaar een profeet.
In de laatste zeven verzen van Hebreeën 11 staat wat de profeten van het O.T. allemaal hebben gedaan en doorstaan. En in vers 37 staat dat sommige van deze profeten gestenigd werden, met het zwaard gedood, en zelfs in stukken gezaagd.
Volgens de Joodse traditie werd Jesaja door Koning Manasse in tweeën gezaagd. Dat is pas vervolging!
Wat ik zo-even al zei, profeteerde Jesaja tijdens de Assyrische crisis. Maar hij was niet de enige profeet die in die tijd namens God profeteerde. Hosea en Micha waren allebei tijdsgenoten van Jesaja. Hosea profeteerde in het noordelijk rijk Israël, en Micha in zowel Israël als Juda.
Tijdens het bewind van Koning Achaz bevond Juda zich in een zeer benarde situatie. Israël had een coalitie gevormd met Syrië om samen Juda aan te vallen. En hierdoor zocht Juda de hulp van Assyrië, die Juda inderdaad te hulp kwam.
Assyrië verwoeste het noordelijk rijk, Israël in 722 v.Chr. waardoor niets van hen overbleef. Maar even later, in 701 v.Chr. viel Assyrië Juda zelf ook aan.
Dus de eerste 39 hoofdstukken van Jesaja vinden plaats in deze geopolitieke setting.
Hoofdstuk 40 t/m 66 hebben met totaal iets anders te maken, namelijk met Juda tijdens haar ballingschap toen het Perzisch rijk aan de macht was. (zie slide hierboven)
En misschien denk je, maar Jesaja profeteerde toch tijdens de Assyrische crisis en Perzië kwam toch pas 150 jaar later aan de macht? Heel goed!
Dat is dan ook de kracht van het voorspellend aspect van profetie; dat God de toekomst al vastgesteld heeft voordat het gebeurt.
Jesaja, door leiding van de Heilige Geest, noemt de Perzische koning Kores bij naam nog 150 jaar voordat hij geboren is.
Hoofdstuk 1
Vers 1 – “Het visioen van Jesaja, de zoon van Amoz, dat hij gezien heeft over Juda en Jeruzalem, in de dagen van Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia, koningen van Juda.”
Jesaja kreeg van God een visioen, wat in dit geval niets meer en niets minder is dan een bovennatuurlijke openbaring van God. Petrus definieert dit fenomeen voor ons.
2 Petrus 1:21 – “…de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven, hebben gesproken.”
Jesaja geeft hiermee dus aan dat niets van zichzelf is, maar dat God degene is die door hem heen sprak. En alles dat vervolgens in het boek Jesaja geschreven staat komt voort uit dit visioen, oftewel uit God zelf.
Vers 2-3 – “2Luister, hemel, neem ter ore, aarde! Want de HEERE spreekt: Ik heb kinderen grootgebracht en doen opgroeien, maar zíj zijn tegen Mij in opstand gekomen. 3Een rund kent zijn bezitter en een ezel de kribbe van zijn eigenaar, maar Israël heeft geen kennis, Mijn volk heeft geen inzicht.”
Hoofdstuk 1-3 geven ons de basis voor de eerste helft van het boek, namelijk dat God een rechtszaak voert met Juda. Hierin geeft God in de eerste drie hoofdstukken Zijn openingspleidooi.
In vers 2 doet Jesaja beroep op hemel en aarde als Gods getuigen. Dit is bijzonder omdat God dit door Mozes al eerder had gedaan toen Hij Israël in Deuteronomium waarschuwde als zij zich niet aan het verbond hielden.
Deuteronomium 4:25-26 – “25Als u kinderen en kleinkinderen verwekt zult hebben en in het land oud geworden zult zijn en verderfelijk zult handelen, als u een beeld zult maken, de afbeelding van enig ding, en doen wat slecht is in de ogen van de HEERE, uw God, om Hem tot toorn te verwekken, 26dan roep ik heden de hemel en de aarde tot getuige tegen u, dat u zeker al snel zult verdwijnen uit het land waarvoor u de Jordaan oversteekt om het in bezit te nemen. U zult uw dagen daarin niet verlengen, maar zeker weggevaagd worden.”
Deuteronomium 30:19-20 – “19Ik roep heden de hemel en de aarde tot getuigen tegen u: het leven en de dood heb ik u voorgehouden, de zegen en de vloek! Kies dan het leven, opdat u leeft, u en uw nageslacht, 20door de HEERE, uw God, lief te hebben, Zijn stem te gehoorzamen en u aan Hem vast te houden – want Hij is uw leven en de verlenging van uw dagen – om te blijven in het land dat de HEERE uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft hun te geven.”
700 jaar voordat Jesaja deze woorden namens God uitsprak had God Israël duidelijk gewaarschuwd voor de gevolgen. Maar toch zijn ze in opstand tegen God gekomen.
God geeft verder aan dat Hij Israël had voortgebracht en grootgebracht. M.a.w. Hij heeft in alle opzichten voor hen gezorgd. Alles dat zij nodig hadden had God voor gezorgd, zij kwamen aan niets te kort.
En dan zegt God dat zelfs een rund en een ezel genoeg verstand heeft om degenen te erkennen die voor hen zorgen en die hen voeden. Maar Israël heeft God geheel genegeerd en hebben alles dat God voor hen gedaan heeft voor lief genomen. Zij hebben God niet erkend als Degene die tot in de kleinste details voor hen gezorgd heeft.
En dit is voor ons, anno 2021 nog steeds een gevaar. Ook wij kunnen God, het Evangelie, de Bijbel, de heilige doctrines van de Bijbel, de Heilige Geest, inclusief Zijn zorg en voorziening, voor lief nemen. Wij kunnen hierin onverschillig zijn en blijven.
Zonder enige praktijkvoorbeelden te noemen, want er zijn er veel, zie ik het volgende als de grootste valkuil voor ons.
Toen Jezus Zijn discipelen en de menigten opriep om Christen te worden zei Hij dit. Er staat:
Lukas 9:23-24 – “23Hij zei tegen allen: Als iemand achter Mij wil komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis dagelijks opnemen en Mij volgen. 24Want wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliezen zal omwille van Mij, die zal het behouden.”
Een volledige overgave aan Jezus vereist een volledige verloochening van je eigen ‘ik’; wat jij wil, wat jij denkt dat het beste is (ook voor anderen), wat jij denkt hoe God over zaken denkt, wat jij vindt dat zo belangrijk is, wat jij vindt hoe de kerk per se moet handelen.
Begrijp me niet verkeerd. Wij kunnen, en moeten zelfs een uitgesproken mening hebben over het Evangelie. Maar dan moet het wel gebaseerd zijn op de gehele openbaring van Gods reddingsplan, van Genesis 3 t/m Openbaring 22.
Als ik bijvoorbeeld tegen iemand zeg dat ik wil dat hij tot geloof in Christus komt, dan is dat niet mijn wil per se, maar Gods wil, want de Bijbel leert ons dat God wil dat iedereen gered wordt en tot kennis van de waarheid komt.
Maar het zou bijvoorbeeld niet Gods wil zijn, maar puur de mijne als ik tegen Marnie zou zeggen dat zij zich aan mij moet onderwerpen. Ja, het is Bijbels, maar mijn motivatie is niet zuiver.
Dus als deze basis van Lukas 9:23-24 niet in ons christelijk leven aanwezig is, dan zullen wij op alle andere gebieden in ons christelijk leven, in verschillende mate, falen. Wij kunnen dus geen discipel van Jezus zijn zonder eerst deze woorden van Jezus in acht te nemen. Dit is fundamenteel en wij mogen dus niets wat van God is voor lief nemen.
Vers 4 – “Wee het zondige volk, volk van zware ongerechtigheid, nageslacht van kwaaddoeners, kinderen die verderf aanrichten! Zij hebben de HEERE verlaten, de Heilige van Israël verworpen, zij zijn vervreemd, van achter Hem vandaan.”
Dit is een zeer zware aanklacht. Zij hebben de HEERE verlaten, de relatie is kapot wat vergelijkbaar is aan echtscheiding.
Zij hebben de Heilige God verworpen wat duidelijk aangeeft dat zij God hebben geminacht in plaats van lief te hebben met heel hun hart, ziel, kracht en verstand.
Zij hebben God de rug toegekeerd wat zelfs cultureel ‘not done’ was omdat protocol en respect in die tijd vereiste dat men zich nooit de rug toekeerde aan een koning. Dit was oneerbiedig en was een ernstige belediging voor de eer van de koning.
En hieraan heeft Israël en Juda zich schuldig gemaakt, en dan niet aan een aardse koning, maar God, de Koning der koningen.
Vers 5-6 – “5Waarom wilt u nog meer geslagen worden? U gaat gewoon door met uw afvalligheid. Heel het hoofd is ziek, en heel het hart is afgemat. 6Vanaf de voetzool tot het hoofd toe is er geen gezonde plek aan: wonden en striemen en gapende wonden, niet uitgedrukt, niet verbonden, en niet met olie verzacht.”
Israël en Juda hadden niet alleen al deze gruwelijke dingen in vers 2-4 gedaan waarmee zij hun verbondsrelatie met God kapot hebben gemaakt, zij waren ook nog eens onverschillig over Gods bestraffing.
God had hun gaandeweg gestraft in overeenstemming met het verbond in Deuteronomium, maar zelfs daarop sloegen zij geen acht. Vandaar dat God hen een hardnekkig volk noemt.
Vers 7-9 – “7Uw land is een woestenij, uw steden zijn met vuur verbrand, uw bouwland – voor uw ogen eten vreemden het op; het is een woestenij, als door vreemden ondersteboven gekeerd. 8De dochter van Sion is overgebleven als een hutje in een wijngaard, als een nachthutje op een komkommerveld, als een belegerde stad. 9Als de HEERE van de legermachten ons niet een gering aantal ontkomenen had overgelaten, als Sodom zouden wij geworden zijn; wij zouden Gomorra gelijk geworden zijn.”
Hier beschrijft Jesaja het komend oordeel; invasies, verwoesting van de steden de akkers, de afslachting van het volk.
Deze dingen horen allemaal tot de vloek en de straf dat God in Deuteronomium had uitgesproken indien Israël het verbond met God zou verbreken.
Helaas had Juda Gods Woord en al Zijn waarschuwingen aan hun laars gelapt, want al deze dingen waren uitgekomen.
Vers 10-17 – “10Hoor het woord van de HEERE, leiders van Sodom! Neem de wet van onze God ter ore, volk van Gomorra! 11Waartoe dienen voor Mij uw vele offers? zegt de HEERE. Ik heb genoeg van de brandoffers van rammen en het vet van gemest vee; en in het bloed van jonge stieren, lammeren of bokken vind Ik geen vreugde. 12Wanneer u komt om voor Mijn aangezicht te verschijnen – wie heeft dit van u gevraagd, dit platlopen van Mijn voorhoven? 13Breng niet langer nutteloze offers. Het reukwerk is Mij een gruwel. Nieuwemaansdag en sabbat, het bijeenroepen van samenkomsten: Ik verdraag het niet; het is onrecht, zelfs de bijzondere samenkomsten. 14Uw nieuwemaansdagen, uw feestdagen haat Ik met heel Mijn ziel; ze zijn Mij tot last; Ik ben het moe om ze te dragen. 15En wanneer u uw handen uitspreidt, verberg Ik Mijn ogen voor u; ook wanneer u uw gebed vermeerdert, luister Ik niet: uw handen zitten vol bloed. 16Was u, reinig u! Doe uw slechte daden van voor Mijn ogen weg! Houd op met kwaad doen, 17leer goed te doen, zoek het recht! Help de verdrukte, doe de wees recht, bepleit de rechtszaak van de weduwe!”
God probeert hier de aandacht te krijgen van de leiders en van het volk van Juda door hen te associëren met Sodom en Gomorra; twee steden die als geen ander bekend stonden als extreem zondig en daardoor in Gen. 19 door God veroordeelt.
Wat ook erg duidelijk is, is dat de leiders en het volk vrolijk en onverschillig doorgingen met hun godsdienst. Zij bleven brandoffers brengen, zij bleven reukoffers brengen, zij bleven als het ware hun kerkdiensten en alle kerkelijke activiteiten gewoon houden.
En zij deden dit zonder dat zij acht sloegen op God Zelf. Ondanks dat zij het Woord van God hadden, deden zij er niets mee. Ze gingen er op z’n allerminst zeer onzorgvuldig mee om. En God haatte dat met heel Zijn wezen!
Dit is een ontnuchterende gedachte! Ook wij zouden God allerlei religieuze rituelen en ceremonies kunnen brengen. Ook wij zouden prachtige kerkdiensten kunnen houden waarvan mensen zouden zeggen dat de ‘worship geweldig was’ (wat trouwens een hele foute opvatting van aanbidding is). En dan nog zou God het als een gruwel kunnen opvatten en het haten.
Ik ben er stellig van overtuigd dat waar zogenaamde predikanten en kerken het Woord van God niet recht snijden zoals Paulus voorgangers opdraagt, dat ook dat voor God een gruwel is en dat Hij dat haat.
Want Jezus Christus is het Hoofd van Zijn Gemeente en Hij spreekt tot Zijn Gemeente d.m.v. het Woord van God de Bijbel. Dus als het Woord niet verklarend gepredikt wordt, dan spreekt Chrístus niet, maar degenen die denken namens God te spreken.
En dit heeft als gevolg dat de mensen in dit soort kerken nog steeds de kerkdiensten houden en bijwonen, maar dat zij eigenlijk de God van de Bijbel niet kennen en niet koste wat kost navolgen.
Het verloochenen van jezelf en het opnemen van je kruis en het navolgen van Jezus is in deze kringen ver te zoeken. En als je het hierover met deze mensen hebt, dan ben je kritisch en veroordelend.
Dr. John MacArthur van Grace Community Church in Los Angeles werd een keer verteld dat er een andere kerk in de omgeving is die ook Grace Church heet, maar dat daar ontzettend slordig en onverschillig met het Woord van God omgegaan werd. En dat zij, door hun diensten laagdrempelig en inclusief te houden, door niet over zonde of bekering te praten zij veel mensen trokken.
En degene die hem dat vertelde vroeg aan hem of hij het erg vond dat zij zich Grace Church noemde. Waarop John MacArthur antwoorde dat het hem niets kon schelen dat zij de naam Grace gebruikte, maar dat hij het verschrikkelijk vond dat zij zichzelf een Church een kerk van Jezus Christus noemde.
Het gevolg voor Juda was dat God Zich geheel onttrok en het gevolg voor ‘kerken’ die zich niet aan Gods Woord houden is hetzelfde. Er zijn zat kerken die nu niet meer bestaan om deze reden. Lees Openbaring 2-3, daar staat het duidelijk in.
Juda bleef kerkje spelen terwijl zij het Woord van God geheel nalieten o.a. op het gebied van sociale rechtvaardigheid. Zij zorgde niet voor de verdrukten, de wezen, de weduwen, de armen en de vreemdelingen zoals het in de Wet van Mozes voorgeschreven staat. Dit zorgde voor een hoop onnodig leed onder deze laag van de maatschappij, en God was daar niet van gediend.
Maar ondanks dat Juda zover zonk en hoe hardnekkig zij ook waren, bleef God proberen om tot hen door te dringen zodat ze de ondergang zouden kunnen ontvluchten.
Vers 18-20 – “18Kom nu, laten wij samen een rechtszaak voeren, zegt de HEERE. Al waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw; al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol. 19Als u gewillig bent en luistert, zult u het goede van het land eten, 20maar als u weigert en ongehoorzaam bent, zult u door het zwaard gegeten worden; want de mond van de HEERE heeft gesproken.”
Hier zien wij het liefdevol en vergevingsgezind hart van God. God weet wat Hij moet doen als Juda zich niet bekeerd en dit wil God helemaal niet. Kijk naar wat hij d.m.v. de profeet Ezechiël zegt:
Ezechiël 33:11 – “Zeg tegen hen: Zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, Ik vind geen vreugde in de dood van de goddeloze, maar daarin dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft! Bekeer u, bekeer u van uw slechte wegen, want waarom zou u sterven, huis van Israël?”
Dit is het hart van God voor Juda, en dit is het hart van God voor jou en mij. Hij wil niet dat Juda voor hun zonden sterven en Hij wil ook niet dat wij voor onze eigen zonden zullen sterven; niet nu en niet tot in de eeuwigheid.
En daarom zegt God ook nu, anno 2021: ‘Kom, laten wij samen een rechtszaak voeren’. In het Engels wordt het vertaald als: ‘Come now, let us reason together’, oftewel, ‘kom, laten wij redeneren’.
God wil dat de mens goed nadenkt over het Evangelie. Dat mensen goed nadenken over het feit dat zij zondaren zijn en dat zij een Redder en Verlosser nodig hebben om van hun zonden vergeven te worden, waardoor een relatie met God weer mogelijk wordt.
Het christelijk geloof is niet onredelijk. God vraagt niet om blindelings in Hem te geloven. Nee, Jezus zei zelfs dat mensen de kosten moeten berekenen voordat mensen ja tegen Hem zeggen. Dit vereist een weloverwogen keus.
Het is dus onredelijk om te zeggen dat wij ons verstand op nul moeten zetten om in Jezus Christus te geloven.
In de verzen 21-31 gaat Jesaja verder met het uiteenzetten van al hun zonden en het daaruit voortvloeiende oordeel van God.
Hoofdstuk 1-66
De reden waarom ik zo veel tijd aan hoofdstuk 1 heb besteed is omdat hoofdstuk 1 in grote lijnen eigenlijk een samenvatting is van het hele boek.
Waar de profetie van Jesaja in een notendop om draait en waar de andere profeten het ook over hebben is het volgende:
Israël en Juda, jullie hebben het verbond met God verbroken en jullie moeten je bekeren.
Als jullie je niet bekeren dan komt Gods oordeel. En dit geld dan niet alleen voor jullie maar voor alle natiën.
Maar, er is na Gods oordeel een toekomstige hoop voor Israël, Juda en alle natiën.
En dus te midden van het uitspreken van Gods oordeel over Juda geeft God hun en ons ook nog hoop.
Hoofdstuk 2-5 gaan over Juda en Jeruzalem, en het thema in deze hoofdstukken is de Dag van de HEERE, wat specifiek duidt op de toekomst.
De Dag van de HEERE is een term dat vaak in de profeten voorkomt, en het duidt niet één dag van 24 uur aan, maar een periode in het einde der tijden. Het is Gods dag, een tijd waarin Hij Zijn wil en plan onverhinderd door de satan en de mens zal volbrengen.
Ja, ook in deze periode zal God alle goddelozen oordelen, maar voor ons, wij die Jezus navolgen is deze Dag van de HEERE juist erg hoopvol.
In hoofdstuk 6 zien wij de bijzondere roeping en aanstelling van Jesaja. Wij zouden het maandenlang kunnen hebben over dit hoofdstuk, dus lees het aandachtig en biddend door.
Hoofdstuk 7-12 wordt door Bijbelleraren het boek van Immanuel genoemd omdat de toen toekomstige Messias in deze hoofdstukken voorkomt. Ze spreken over zowel de eerste komst van Jezus, dat 2.000 jaar geleden al gebeurd is, én ze wijzen naar het nu nog toekomstig bewind van Jezus Christus hier op aarde, wat wij kennen als het Millennium, oftewel het duizend-jarig vrederijk.
Het Millennium komt direct ná de wederkomst van Jezus Christus hier op aarde, wat ná de Grote Verdrukking plaats zal vinden. En waar wij nu met smart op zitten te wachten is de opname van de Gemeente waarin Jezus alle wedergeboren discipelen in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk zal wegrukken van deze aardbol.
In hoofdstuk 13-23 spreekt Jesaja Gods oordeel uit over de omringende naties.
Hoofdstuk 24-27 wordt door Bijbelleraren de kleine Openbaring genoemd omdat Jesaja het hierin o.a. heeft over de toekomstige periode van de Grote Verdrukking én de daaropvolgende zegeningen van het duizendjarig vrederijk van Jezus.
In hoofdstuk 28-33 spreekt Jesaja wederom Gods oordeel uit over Israël en Juda, en deze keer voor specifieke zonden.
In hoofdstuk 34-35 spreekt Jesaja alweer Gods alomvattend oordeel uit over alle naties, maar eindigt met de hoop op het komend vrederijk.
Hoofdstuk 36-39 is een parenthese en het blikt enerzijds terug op de Assyrische invasie van Juda in 701 v.Chr. en kijkt anderzijds vooruit op de toen nog toekomstige Babylonische invasie.
Dit historisch gedeelte zoomt in op het bewind van Koning Hizkia en we zien o.a. dat God het gebed van Hizkia verhoorde waardoor Juda tijdens zijn bewind dus niet door Assyrië gevangengenomen werd. Dit kwam later.
God verhoorde ook het gebed van Hizkia die op een gegeven moment terminaal ziek was. Hij vroeg God om zijn leven te besparen en God gaf hem daarna nog 15 jaar.
Helaas deed Hizkia daarna iets heel dom. Hij liet op een gegeven moment de boodschappers van Babylonië alle schatten van het paleis in Jeruzalem zien. En Jesaja vertelde hem dat de Babyloniërs alle schatten en al zijn nakomelingen weg zal voeren naar Babylon.
Hier voorspelt Jesaja dus de 70-jarige ballingschap waarvan de laatste Joden in 586 v.Chr. weggevoerd werden en alle schatten geplunderd werden.
De hoofdstukken 40-66 vormen de tweede helft van het boek Jesaja.
De eerste 39 hoofdstukken zijn vergelijkbaar aan de eerste 39 Bijbelboeken; het O.T. En de laatste 27 hoofdstukken zijn vergelijkbaar aan de laatste 27 Bijbelboeken; het N.T.
Nadat Jesaja in de eerste helft van zijn profetie Juda had veroordeeld, spreekt hij nu, in de tweede helft Gods belofte van hoop en herstel uit over Juda.
Hoofdstuk 40-48 geven ons de basis van deze hoop, en dat is de soevereiniteit en de majesteit van God. 115 van de 216 verzen in deze hoofdstukken spreken van de grootheid en de macht van God.
Jesaja stelt de machtige Schepper van hemel en aarde tegenover alle afgoden die door de mensen zijn verzonnen en gemaakt.
Ja, Juda zal weggevoerd worden, maar Babylon zal uiteindelijk veroordeeld en verwoest worden en Gods overblijfsel zal hersteld worden en zal terugkomen naar Jeruzalem. Dit hebben wij in Ezra en Nehemia gezien.
Hoofdstuk 49-57 focust op de toen nog komende Messias, Jezus Christus, die hun Verlosser zal zijn.
Ja, de Messias zal door de meesten afgewezen worden en zelfs gedood, maar God zal Hem verhogen en Hem de naam geven boven alle namen.
Deze Messias, Jezus Christus zal voor hen en voor ons gekruisigd worden zodat al onze zonden vergeven kunnen worden waardoor wij met God verzoend kunnen worden.
Dus allen die hun zonden erkennen en belijden en die hun vertrouwen in Jezus stellen als hun Redder en HEERE zullen verlost en bevrijd worden van de zonde en de dood.
Hoofdstuk 58-66 geeft ons een blik in de toekomst waarin Jeruzalem herbouwd wordt, de grenzen van Israël uitgebreid worden en Jezus in en vanuit Jeruzalem zal gaan regeren.
In deze tijd zullen Gods kinderen hun zonden belijden en Gods vijanden zullen worden veroordeeld.
Vrede, voorspoed en gerechtigheid zal zegevieren en God zal alles nieuw maken. Lees Openbaring 21 en 22.
Tot slot. Ik zou nalatig zijn als ik op z’n minst niet één Schriftgedeelte aanhaal dat expliciet over Jezus gaat. Dus laten we kijken naar Jesaja 53.
Jesaja 53:1-12 – “1Wie van ons hechtte geloof aan wat hij hoorde, wie had oog voor de macht van de Heer? 2Zijn dienaar schoot op als een jonge stek, als een wortelstok uit dorre grond: vormeloos en zonder schoonheid, onooglijk en onaantrekkelijk, 3door iedereen veracht en verlaten. Een man, getekend door lijden, een man, die weet wat pijn is, een man, voor wie men de ogen sluit; verguisd en niet in tel. 4En toch: hij heeft onze ziekten gedragen, al ons leed op zich genomen. Maar wij zagen hem als een uitgestotene, door God geslagen en vernederd. 5Om onze zonden werd hij doorboord, onder onze schulden vermorzeld. De straf die hij onderging, bracht ons de vrede; de wonden die hij opliep, brachten ons genezing. 6Wij liepen verloren als schapen, ieder van ons ging zijn eigen weg. Maar de Heer heeft hem gestraft, op hem kwam de schuld neer, de schuld van ons allen. 7Gewillig liet hij zich mishandelen, geen woord kwam over zijn lippen. Hij hield zich stil, als een lam op weg naar de slachtbank, als een schaap onder de handen van scheerders. 8Hij werd gevangengenomen, veroordeeld en daarna weggeleid. Geen van zijn tijdgenoten die zich om hem bekommerde. Hij werd uit het leven weggerukt, met de dood gestraft om de zonden van mijn volk. 9Bij misdadigers werd hij begraven, hij kreeg het graf van een booswicht. Toch had hij geen geweld gepleegd, en aan bedrog zich niet schuldig gemaakt. 10Het was de wil van de Heer zijn dienaar te vermorzelen, hem met leed te overladen. Als hij de schuld met zijn leven betaalt, zal hij een nageslacht krijgen en lang blijven leven. Gods plan zal door hem slagen. 11Na al het lijden dat hij doorstaan heeft, zal hij het licht zien, hij zal leven. De Heer zegt: ‘Mijn dienaar kent mijn wil, hij is onschuldig. Hij bevrijdt velen van hun schuld en draagt de straf voor hun zonden. 12Daarom geef ik hem een plaats onder de groten der aarde, ze zullen met hem de macht moeten delen. Vrijwillig heeft hij zijn leven gegeven. Men rekende hem tot de misdadigers, maar de zonden van velen nam hij op zich en voor misdadigers vroeg hij om vergeving’.”
Jesaja 53 is het Evangelie in het O.T. en het spreekt expliciet over de lijdende Messias, Jezus Christus.
Toen de evangelist Filippus in Handelingen 8 met de Ethiopische Minister van Financiën sprak lazen zij Jesaja 53, en door aan deze man uit te leggen over wie het gaat, kwam deze Ethiopiër tot geloof in Jezus Christus en was wedergeboren. Ook werd hij terplekke gedoopt.
God is 100% rechtvaardig, waardoor Hij genoodzaakt is om zonde te straffen. Dit hebben wij in Jesaja 1 gezien. God is tegelijkertijd ook 100% genadig waardoor Hij Zijn Zoon, Jezus Christus naar de aarde toe heeft gezonden om de straf die wij verdienen op Hém te leggen.
Een ding dat ons duidelijk gemaakt wordt in het O.T. is dat de goddeloze mensen van het O.T. voor hun eigen zonden moesten boeten. Zij kregen van God één voor één de doodstraf.
Vandaag geld dat nog steeds. Wij kunnen ervoor kiezen om voor onze eigen zonden te boeten, en daarvoor krijgen ook wij de doodstraf. En dan niet alleen de fysieke dood, maar de eeuwige dood dat de Bijbel de hel noemt.
Maar dit hoeft helemaal niet. Wij kunnen er ook voor kiezen om Gods redding en verlossing te aanvaarden.
Wij kunnen ervoor kiezen om tegenover God te bekennen dat wij zondaren zijn die het oordeel van God verdienen.
Wij kunnen ervoor kiezen om te geloven dat God ons oordeel en onze straf op Jezus heeft gelegd en dat wanneer wij ons leven aan Jezus geven door te geloven dat Hij de Redder en HEERE is, dat Jezus de Weg, de Waarheid en het Leven is, wij voor 100% vrijgesproken zullen zijn en het eeuwig leven zullen beërven.
Jesaja 45:22 – “Wend je tot mij, laat je door mij redden, waar je ook woont. Want ik ben de enige God, een andere is er niet.” (GNB96)