Het gevaar van ontmoediging
Vanmorgen ronden wij het Oude Testament gedeelte van de preekserie Route 66 af en we zullen in vogelvlucht gaan kijken naar het Bijbelboek Maleachi, het laatste boek in het O.T.
Zoals bij een aantal andere kleine profeten is Maleachi voor de meeste christenen onbekend. Alhoewel, ik moet zeggen dat zeker één passage in hoofdstuk 3 voor sommigen wel bekend is omdat deze het vaakst wordt misbruikt door de welvaartspredikers om van mensen te stelen. Hoe dan ook, mijn gebed is om jullie vanmorgen iets van Maleachi mee te kunnen geven.
Noem de 1e 39 Bijbelboeken
Inleiding
Zoals ik al meerdere malen heb aangegeven sinds wij in de profeten zitten, hebben de profeten hun bediening uitgevoerd tijdens deze periode.
Ik raad jullie dan ook echt aan om, wanneer je de profeten leest, de relevante passages in de in geel gekleurde boeken raadpleegt. Dit is nodig voor o.a. de context en achtergrond.
In het geval van Maleachi zou je vooral Nehemia 13 moeten lezen, maar liefst Ezra en Nehemia in z’n geheel.
Omdat Maleachi zelf niet in de opschrift aangeeft wanneer het Woord van de HEERE tot hem kwam is de tijdsperiode aan de hand hiervan niet exact te achterhalen. Maar gelukkig, vanwege het interne bewijs kunnen wij tot een redelijke conclusie komen. Wat wij i.i.g. wél voor 100% zeker kunnen weten is dat hij zijn profetie in de post-exilische tijdsperiode aan het overblijfsel van Juda gaf.
In zijn profetie refereert hij aan priesters en offers wat aangeeft dat de tempeldienst volop op gang was, wat tegelijk aangeeft dat hij sowieso ná 516 v.Chr. profeteerde, want het herbouwen van de tempel was in dat jaar klaar.
Er zijn meer van dit soort interne aanwijzingen die ons helpen om een completer beeld te krijgen. En daarnaast dragen de overeenkomsten tussen de zonden waar Maleachi Juda voor waarschuwde, en die Ezra en Nehemia bestrafte, hieraan bij.
We hebben geen tijd om naar al deze aanwijzingen en overeenkomsten te kijken, maar als je wil weten wat deze zijn, stuur me na de eredienst een bericht.
Nu, op basis van al de interne bewijzen, inclusief iets dat Daniël ons bekend maakt, kunnen wij redelijk concluderen dat Maleachi ergens tussen 432-397 v.Chr. heeft geprofeteerd.
Maleachi valt in grote lijnen in tweeën in te delen. De eerste helft bevat een pleidooi om tot bekering te komen, om tot God terug te komen. Hij doet dit met het oog op de huidige zonde van het volk. De tweede helft bevat eigenlijk hetzelfde, maar dan met het oog op de nu nog toekomstige wederkomst van de Messias.
Zijn naam betekent ‘Mijn bode’ wat waarschijnlijk een afkorting is van ‘bode van de HEERE’. En wat voor de Bijbel geeks onder ons interessant is, is een woordspeling met zijn naam in 3:1 waarin God zegt dat Hij Zijn engel, oftewel, Zijn bode zal zenden die voor Hem de weg bereiden zal.
Dit suggereert dat de bediening van Maleachi een voorbode was van de toen nog komende bode in het N.T., namelijk Johannes de Doper.
Alhoewel het boek Nehemia de geschiedenis van Israël in het O.T. afsluit, sluit Maleachi het O.T. af door de laatste woorden van God aan Israël te brengen voordat de periode tussen het O.T. en het N.T. aanbreekt.
Deze periode heet de intertestamentaire periode, d.w.z. de periode tussen de testamenten. En omdat er in deze periode geen profetisch woord van God kwam, wordt deze periode ook de 400 stille jaren genoemd. De hemel was stil, God sprak niet, totdat God in het N.T. weer begon te spreken.
Ondanks dat God in deze periode niet sprak, was Hij wel aan het werk, en er gebeurde op het politiek, religieus en sociaal vlak heel veel.
Dus, voordat we met het N.T. zullen beginnen zal ik een studie doen van deze periode, want deze achtergrond helpt ons om het N.T. beter te begrijpen.
Maleachi ’s stem is dus het laatste wat deze generatie Joden van God te horen kregen. Het was Gods laatste oproep voordat er vanuit de hemel 400 jaar lang radiostilte is.
Dit feit alleen al maakt het lezen en het eigen maken van Maleachi noodzakelijk. Dus laten we in vogelvlucht kijken naar deze laatste en essentiële boodschap van God door de profeten.
Hoofdstuk 1
Vers 1 – “Een last, het woord van de HEERE tot Israël, door de dienst van Maleachi.”
De last die hier genoemd wordt is niets minder dan een woord van God dat de profeet als een last is opgelegd. M.a.w. God heeft Maleachi de profetie gegeven en hij moet het van God als een last dragen en verkondigen.
En ondanks dat Maleachi direct tot het overblijfsel van Juda spreekt, is deze boodschap voor heel Israël.
Vers 2a – “Ik heb u liefgehad, zegt de HEERE, maar u zegt: Waarin hebt U ons liefgehad?”
God verklaart dat Hij Israël heeft liefgehad. Hij hoeft dit eigenlijk niet eens te zeggen, want God heeft zijn liefde op dit moment al ruim 1.600 jaar lang aan Israël bewezen. Gods liefde voor Israël staat als een paal boven water. En toch durven zij aan Gods liefde te twijfelen.
God beschuldigd Israël van het niet herkennen en erkennen van Zijn liefde. Sterker nog God stelt hun ondankbaarheid aan de kaak, want Israël zegt: ‘Waarin hebt U ons liefgehad?’. God antwoord hen door Zijn verkiezing van Jakob te benadrukken.
Vers 2b-5 – “2bWas Ezau niet de broer van Jakob? spreekt de HEERE. Toch heb Ik Jakob liefgehad, 3en Ezau heb Ik gehaat. Ik heb zijn bergen gemaakt tot een woestenij, en zijn erfelijk bezit prijsgegeven aan de jakhalzen van de woestijn. 4Hoewel Edom zegt: Als wij verwoest worden, bouwen wij de puinhopen weer op, zegt de HEERE van de legermachten dit: Zullen zíj bouwen, dan zal Ík afbreken, en men zal hen noemen: Goddeloos gebied, en: Het volk waarop de HEERE tot in eeuwigheid toornig is. 5Uw eigen ogen zullen het zien, en u zult zelf zeggen: Groot is de HEERE, tot over de grenzen van Israël!”
Hier geeft God aan dat Hij Jakob gekozen had om de Messias, Jezus Christus, uit zijn afkomst voort te brengen. God koos Jakob hiertoe en niet Ezau. En alles dat God door de eeuwen heen voor Jakob, oftewel voor Israël gedaan had, heeft God uit Zijn liefde voor Israël gedaan. Tot op de dag van vandaag!
Ik ga hier nu niet op in, maar als je wil weten waarom hier staat dat God Jakob heeft liefgehad en Ezau gehaat, dan raad ik je aan om de studie van Casper in Romeinen 9 te gaan beluisteren, want Paulus citeert dit vers in Romeinen 9:13 en Casper legt dit heel goed uit. Deze is op onze website en ook op YouTube te vinden.
En, als je überhaupt iets wil weten over Ezau en de Edomieten, dan raad ik je aan om mijn studie van Obadja te gaan beluisteren want hierin leg ik in het kort uit wie Ezau en Jakob zijn, en waarom Ezau en zijn nakomelingen, Edom door de HEERE vervloekt zijn. Deze is ook op onze website en op YouTube te vinden.
Maar goed. God had de Babyloniërs gebruikt om zowel Juda alsook Edom te straffen. Het verschil is dat God Juda in ballingschap had gebracht én vervolgens weer teruggebracht had naar Jeruzalem. God heeft Juda tot op zekere hoogte hersteld, maar Edom is voor eeuwig verwoest. In tegenstelling tot de Joden is er vandaag de dag geen enkele Edomiet meer te vinden. God heeft gedaan wat Hij zei dat Hij zou doen.
Juda was verblind want zij zeiden: ‘Waarin heeft God ons liefgehad?’. Ook wij kunnen anno 2022 verblind zijn voor Gods liefde voor ons. Ook wij kunnen momenten hebben waarin wij misschien denken dat God anderen misschien liefheeft, maar niet ons.
En zoals God hier Zijn liefde voor Israël bevestigd door Jakob/Israël gekozen te hebben, bevestigd God ook Zijn liefde voor ons door Jakob/Israël gekozen te hebben.
Want doordat God Jakob/Israël koos is de Messias, Jezus Christus 2.000 jaar geleden naar de aarde toe gekomen om voor jou en voor mij aan het kruis te sterven voor onze zonden.
Onze zonden die ons gescheiden hielden van de God van de Bijbel. Zonden waarvoor wij anders zelf de doodstraf opgelegd zouden krijgen. Zonden die ons alleen maar een hopeloos bestaan kan garanderen. Zonden die ons uiteindelijk voor eeuwig gescheiden zou houden van God en van een eeuwig bestaan in al Zijn heerlijkheid.
Het kruis van Christus wijst ons keer op keer op Gods liefde voor ons. Maar hoe makkelijk het is om hiervoor verblind te raken wanneer we ontmoedigd zijn.
Romeinen 5:7-8 – “7Is er iemand die voor een onschuldig mens wil sterven? Nauwelijks! Misschien gaat iemand nog zover dat hij zijn leven geeft voor een goed mens. 8Maar God heeft ons zijn grote liefde getoond door Christus te sturen en Hem voor ons te laten sterven toen wij nog schuldige zondaars waren.” (Het Boek)
Johannes 15:13-14 – “13Niemand heeft een grotere liefde dan deze, namelijk dat iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden. 14U bent Mijn vrienden, als u doet wat Ik u gebied.”
Als jij je op dit moment om welke reden dan ook niet door God geliefd voelt, mediteer op deze waarheden. Maak deze je – in geloof – eigen. En als je een vriend van Jezus wil zijn, doe wat Hij jou in Gods Woord, de Bijbel gebied. Daar is Israël keer op keer de fout in gegaan met alle gevolgen van dien. Maar toch bleef God hen genadig, en nog steeds.
Vers 6-14
In verzen 2-5 geeft God aan dat Hij Israël wel degelijk liefheeft en altijd al heeft liefgehad. God heeft Zijn liefde voor Israël in alle opzichten en voor al die tijd volkomen bewezen.
En nu in de rest van dit hoofdstuk tot en met 3:15 laat God Israël zien dat zij juist degenen zijn die God niet liefgehad hebben.
God laat hen dit zien door hun hart meerdere malen aan te spreken op hun liefdeloos en traditioneel ‘geloof’.
God spreekt hen aan en zij antwoorden met weerwoorden zoals: ‘Waarin hebt U ons liefgehad?’, ‘Waardoor verachten wij Uw Naam?’, ‘Waardoor maken wij U onrein?’, ‘Waarom neemt U onze offers niet aan?’, ‘Waarmee vermoeien wij U?’, ‘In welk opzicht moeten wij terugkeren?’, ‘Waarvan beroven wij U?’, ‘Wat hebben wij onder elkaar tegen U gesproken?’.
God laat hun duidelijk zien hoe zij God niet liefhebben, maar voor elke aanklacht zijn zij verblind, hun geweten is afgestompt, zij hebben het zelf niet meer door.
Omwille van de tijd kunnen we niet naar alle aanklachten kijken, dus zullen we slechts een paar bekijken. Wel wil ik de rest van hoofdstuk 1 lezen om iets van de stand van zaken te proeven.
Vers 6-14 – “6Een zoon eert zijn vader en een slaaf zijn heer. Als Ik dan een Vader ben, waar is de eerbied voor Mij? En als Ik een Heer ben, waar is de vrees voor Mij? zegt de HEERE van de legermachten tegen u, priesters die Mijn Naam verachten. Maar u zegt: Waardoor verachten wij Uw Naam? 7Doordat u onrein brood op Mijn altaar brengt. En u zegt: Waardoor maken wij U onrein? Doordat u zegt: De tafel van de HEERE, die is verachtelijk. 8En als u een blind dier ten offer brengt: Dat is niet erg! En als u een kreupel of ziek dier ten offer brengt: Dat is niet erg! Bied het maar eens aan uw landvoogd aan. Zou hij u goedgezind zijn of u ter wille zijn? Dit zegt de HEERE van de legermachten. 9Nu dan, tracht toch het aangezicht van God gunstig te stemmen, dat Hij ons genadig zal zijn. Dit gebeurt door uw hand: zou Hij u ter wille zijn? zegt de HEERE van de legermachten. 10Was er ook maar iemand onder u die de deuren zou sluiten, dan zou u niet zonder reden Mijn altaar aansteken. Ik heb geen welgevallen in u, zegt de HEERE van de legermachten, en een graanoffer uit uw hand aanvaard Ik niet. 11Want vanwaar de zon opkomt tot waar hij ondergaat, zal Mijn Naam groot zijn onder de heidenvolken; in elke plaats zal aan Mijn Naam een reukoffer gebracht worden, en een rein graanoffer. Voorzeker, Mijn Naam zal groot zijn onder de heidenvolken, zegt de HEERE van de legermachten. 12Maar u ontheiligt hem, wanneer u zegt: De tafel van de Heere, die is onrein, en wat zij oplevert, haar voedsel, is verachtelijk. 13Verder zegt u: Zie, wat een vermoeienis! Maar u zou het kunnen wegblazen, zegt de HEERE van de legermachten. U brengt wat geroofd, kreupel en ziek is. Als u dat graanoffer brengt, zou Ik dat uit uw hand aanvaarden? zegt de HEERE. 14Ja, vervloekt is de bedrieger die een mannetjesdier in zijn kudde heeft, en een gelofte doet, maar aan de Heere offert wat geschonden is! Voorzeker, Ik ben een groot Koning, zegt de HEERE van de legermachten, en Mijn Naam is ontzagwekkend onder de volken.”
Samenvattend komt het erop neer dat de priesters, die het juist beter moesten weten, de HEERE verachten. Zij eren en vrezen de enige echte levende God van de Bijbel niet. En dit uit zich in hoe zij hun bediening uitoefenen.
Zij offerden niet het allerbeste dat Israël aan God moest offeren. Zij offerden afdankertjes.
Zij moesten volgens Leviticus en Deuteronomium de beste dieren aan God offeren. Het moest de offeraar iets kosten.
Maar zij namen van de mensen als het ware oud brood aan, oud brood dat wij vroeger aan de eenden zouden geven, of oude dingen die wij anders naar de kringloop zouden brengen; en dit offerden zij aan God. Het is zonde om weg te gooien, dus geven wij het maar aan God. Het koste hun niets!
Ook ontheiligde de priesters de grote Naam van God Almachtig en zagen hun bediening als één grote vermoeienis en last. Het wegblazen wat in vs. 13 staat zou je kunnen zien als het zuchten als je iets niet wil doen.
Kortom, juist de priesters, degenen die de maatstaf van Gods Woord moesten handhaven versloften dit en het gevolg was dat het volk hun voorbeeld navolgden.
Als jullie een gezonde gemeente tegenkomen, dan komt dat door gezonde oudsten en leiders van die gemeente. En andersom geld dat ook.
God geeft tegelijk aan dat waar deze priesters en het volk het eren en het grootmaken van Gods naam verzaken, zal God ervoor zorgen dat vanwaar de zon opkomt tot waar hij ondergaat, zal Zijn Naam groot zijn onder de heidenvolken; in elke plaats zal aan Zijn Naam een reukoffer gebracht worden, en een rein graanoffer. Voorzeker, Zijn Naam zal groot zijn onder de heidenvolken.
Hier kijkt God vooruit naar het tijdperk van de kerk, naar ons.
Hoofdstuk 2
In de eerste verzen van hoofdstuk 2 gaat God verder met de priesters en vanaf vers 10 spreekt God het volk aan. Een van de dingen waarop God het volk aanspreekt is iets dat God zelf aangesteld heeft én liefheeft, en dat is het huwelijk.
Vers 11-16 – “11Juda handelt trouweloos en er wordt een gruweldaad begaan in Israël en in Jeruzalem. Want Juda ontheiligt het heilige van de HEERE, dat Hij liefheeft: hij is met de dochter van een vreemde god getrouwd. 12Moge de HEERE eenieder die dat doet, uitroeien uit de tenten van Jakob, wie waakt en wie antwoordt, zelfs wie een graanoffer brengt aan de HEERE van de legermachten. 13In de tweede plaats doet u dit: het altaar van de HEERE bedekken met tranen, met geween en gekerm, omdat Hij Zich niet langer tot het graanoffer wendt en dat in welgevallen uit uw hand aanneemt. 14Dan zegt u: Waarom? Omdat de HEERE Getuige is tussen u en de vrouw van uw jeugd, tegen wie ú trouweloos handelt, terwijl zíj toch uw metgezellin en de vrouw van uw verbond is. 15Heeft Hij er niet maar één gemaakt, hoewel Hij nog geest overhad? En waarom die ene? Hij zocht een goddelijk nageslacht. Daarom, wees op uw hoede met uw geest, en handel niet trouweloos tegen de vrouw van uw jeugd. 16Want de HEERE, de God van Israël, zegt dat Hij het wegsturen van de eigen vrouw haat, hoewel men het geweld bedekt met zijn gewaad, zegt de HEERE van de legermachten. Wees dus op uw hoede met uw geest en handel niet trouweloos.”
God geeft hier aan dat Hij in Genesis 2 het huwelijk tussen één man en één vrouw – voor het leven – heeft ingesteld. En God zegt dat Hij deze instelling liefheeft. God houdt van het Bijbels huwelijk en Hij heeft hiervoor zeer precieze voorwaarden gegeven.
En de reden voor deze precieze voorwaarden is omdat het Bijbels huwelijk om veel meer gaat dan alleen de relatie tussen man en vrouw.
God geeft in vers 15 aan dat Hij het huwelijk met precieze voorwaarden heeft ingesteld omdat Hij een goddelijk nageslacht wil hebben. M.a.w. God wil dat man en vrouw op één lijn zitten v.w.b. hun geloof, godsdienst en hoe zij hun kinderen opvoeden.
Want alleen wanneer beide ouders in dezelfde God geloven, dezelfde God navolgen, dezelfde God dienen, dezelfde God liefhebben met heel hun hart, ziel, kracht en verstand, zullen zij hun kinderen opvoeden in de vreze des HEEREN. Alleen dan zullen zij hun kinderen opvoeden om de enige echte levende God van de Bijbel, Jezus Christus te leren kennen. En dit is wat God voor jullie belijdende wedergeboren christenen voor ogen heeft.
En waar Juda de fout in ging, wat God als een gruweldaad en trouweloos handelen zag, was dat zij met niet gelovige vrouwen gingen trouwen. Zij trouwden en kregen kinderen met heidense vrouwen die afgoden dienden. Dit was precies ook de oorzaak van Koning Salomo’s ondergang.
Jullie die Nehemia 13 hebben gelezen hebben vast wel opgemerkt dat Nehemia een bijzondere manier van counseling had op dit gebied. Er staat in vs. 25 dat hij sommige van deze mannen sloeg en zelfs de haren uit trok.
In vers 13 geeft God aan dat Juda het altaar van de HEERE bedekken met tranen, met geween en gekerm. Helaas staat in de H.S.V. ‘omdat’ God hun offers niet aanneemt.
Zoals het er staat lijkt het erop dat Juda het altaar bedekt met tranen omdat God hun offers niet aanneemt, maar een alternatieve vertaling is in mijn optiek beter want het geeft aan dat God hun offers niet aanneemt omdat zij het altaar bedekken met tranen, geween en gekerm.
Ik geloof dat dit een betere vertaling is van de grondtekst, want in de verzen die erna komen wordt het toegelicht.
Juda vraagt in vs. 14 waarom God hun offers niet aanneemt en dan antwoord God met deze woorden: ‘Waarom? Omdat de HEERE Getuige is tussen u en de vrouw van uw jeugd, tegen wie ú trouweloos handelt, terwijl zíj toch uw metgezellin en de vrouw van uw verbond is’.
De mannen verachten hun vrouwen, behandelden hen als vuil, stootte hen af, lieten hen aan hun lot over. En het gevolg van dit trouweloos handelen jegens hun vrouwen was dat de harten van deze vrouwen gebroken werden en dat zij het altaar van de HEERE als het ware bedekten met tranen, geween en gekerm.
Niets ontgaat God en Hij was Getuige van deze mishandeling van de vrouwen waarmee de mannen een verbond hadden gesloten, én die het verbond hadden verbroken.
Dit is de reden waarom God hun offers niet aannam.
Wat ik al eerder zei, gaat het huwelijk niet om ons, het gaat om God. Als we teruggaan naar Genesis 2 dan zien wij dat God de mensheid en de samenleving niet begon door eerst een regering of overheid te creëren. Nee, God begon met het huwelijk. En daarom staat het Bijbels huwelijk zo onder vuur! Het Bijbels huwelijk is de pijler van de maatschappij.
Dus, jullie die belijdende christenen zijn en die een potje maken van jullie huwelijk, zoek Bijbelse hulp! Het gaat niet om jullie blijdschap of geluk, er staat veel meer op het spel.
Hoofdstuk 3
In het eerste vers van hoofdstuk 3 kondigt God de komst van Johannes de Doper en de 1e komst van Jezus aan.
Vers 1 – “Zie, Ik zend Mijn engel, die voor Mij de weg bereiden zal. Plotseling zal naar Zijn tempel komen die Heere Die u aan het zoeken bent, de Engel van het verbond, in Wie u uw vreugde vindt. Zie, Hij komt, zegt de HEERE van de legermachten.”
Het woord engel betekent simpelweg, bode of boodschapper. Johannes de Doper is dus de boodschapper die de weg voor Jezus bereid. En de Engel van het verbond is Jezus, de boodschapper van het verbond, van het Woord van God, dat Hij overal predikte.
In verzen 2-5 kondigt God de wederkomst van Christus aan.
In verzen 6-7 roept God Juda op om zich terug te keren naar God.
In verzen 8-12 verklaart God dat Juda Hem berooft doordat zij hun tienden en hefoffers niet naar het huis van God brachten. Deze offergaven waren bedoeld om de priesters te voorzien van voedsel. Deze offergaven was waar de priesters van leefden.
En volgens Nehemia 13 moesten deze priesters bijbaantjes onderhouden om voor zichzelf en hun gezinnen te voorzien in hun levensbenodigdheden. Dit was totaal niet de bedoeling. De Levieten, de priesters moesten onderhouden worden door het volk dat zij dienden. Maar het volk verzaakte hun plicht hierin. Zij beroofden de HEERE!
Maar God daagt het volk uit. Hij zegt om God hierin te beproeven. Als het volk hun plicht koste wat kost nakomt, dan zal God als het ware de vensters van de hemel openen en zegen over het volk uitgieten zodat er geen schuren genoeg zijn om alles dat de HEERE hun zal geven, te bergen. Zo overvloedig beloofd de HEERE het volk te zegenen als zij zich aan deze plicht houden.
In het laatste stuk van hoofdstuk 3 klaagt God het volk opnieuw aan en een van de aanklachten is dat het volk zegt dat het nutteloos is om God te dienen.
Maar zoals altijd is er een overblijfsel van mensen die God trouw zijn en deze sluiten het hoofdstuk af met deze woorden:
Vers 16 – “Dan spreken zij die de HEERE vrezen, ieder tot zijn naaste: De HEERE slaat er acht op en luistert. Er is een gedenkboek geschreven voor Zijn aangezicht, voor wie de HEERE vrezen en wie Zijn Naam hoogachten.”
God houdt bij wie Hem vrezen en wie Zijn Naam hoogachten. Zorg er koste wat kost voor dat ook jouw naam in dit gedenkboek geschreven staat.
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 4 eindigt de profetie van Maleachi en het profetisch woord van God met de wederkomst van Jezus Christus.
Wat opvallend is, is dat God zegt dat Hij de profeet Elia zal zenden voordat de dag van de HEERE komt.
Tot meerdere malen toe leren de Evangeliën ons dat Johannes de Doper gelijk wordt gesteld aan de profeet Elia. Nu zijn er sommigen die hierdoor zeggen dat de Bijbel zelf leert over reïncarnatie, maar dat is onzin.
Het N.T. geeft simpelweg aan, dat wat Maleachi hier voorspeld vervuld werd in de persoon, Johannes de Doper.
Als we nu een moment stilstaan bij het feit dat het O.T. eindigt met de wederkomst van Christus, en Genesis 3 begint met de komst van Christus, dan zien wij dat het gehele O.T. uiteindelijk om Jezus Christus draait. Hij is de Alfa en Omega, Hij is het begin en het eind.
En wat Juda als ontmoedigd volk nodig had was om zich te richten op Jezus door tot God terug te keren.
Maleachi 3:6-7 – “6Want Ík, de HEERE, ben niet veranderd, ú, kinderen van Jakob, bent daarom niet omgekomen. 7Sinds de dagen van uw vaderen bent u afgeweken van Mijn verordeningen, en hebt u ze niet in acht genomen. Keer terug naar Mij, en Ik zal naar u terugkeren, zegt de HEERE van de legermachten.”
Juda was ontmoedigd omdat hun levenssituatie slecht was en de beloofde Messias liet maar niets van Zich horen. Zij hadden de hoop opgegeven en het gevolg daarvan was dat zij onverschillig raakten en tegen de HEERE gingen zondigen. Voor hun gevoel maakte het toch niets uit.
En dat is juist het gemene en het gevaarlijke van ontmoediging. Het maakt je onverschillig, het kan je zelfs boos op God maken en het kan ervoor zorgen dat je die boosheid zal rechtvaardigen. Niet voor niets zegt Paulus, word boos maar zondig niet.
Meer dan ooit tevoren moesten zij uit geloof leven, want Gods aanwezigheid was niet in de tempel. Hij zou pas weer de tempel inkomen wanneer Jezus er zo’n 400 plus jaar later kwam.
Als jij ontmoedigd bent, keer je terug naar Jezus. Want als je dat niet doet, dan zal je beetje bij beetje steeds verder van Hem afdwalen en wat je nu nog als zonde ziet, waarvan je nu denkt dat je die zonde nooit zal begaan, zal uiteindelijk gewoon voor je worden en zal je ongetwijfeld de fout ingaan. Keer alsjeblieft nu terug!
HEILIG AVONDMAAL
Mattheüs 26:23-29
Numeri 6:24-26
24De HEERE zegene u en behoede u!
25De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig!
26De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede!