Warning: Undefined array key "social_network" in /var/www/html/app/web/wp-content/themes/Divi/includes/builder/module/settings/migration/SocialMediaFollowNetworkTwitterToX.php on line 69 Bijbelstudie en Uitleg - Vergeving en herstel (1/2) - Mattheüs 18:15-35

Vergeving en herstel (1/2) – Mattheüs 18:15-35

Vergeving en herstel (1/2)

Mattheüs 18:15-35

  1. Vorige week hebben wij gezien dat men zichzelf moet verloo-chenen en zich moet veranderen en vernederen tot het niveau van een klein kind om überhaupt een christen te kunnen wor-den en een christen te kunnen zijn.
    1. Ook hebben wij gezien dat God er totaal niet van gediend is wanneer iemand een van Zijn kinderen doet struikelen, wanneer iemand een van Zijn kinderen verleidt tot zonde, of wanneer iemand een van Zijn kinderen in de weg staat om dichter bij Jezus te komen, dichter naar Jezus toe te groeien.
      1. Jezus zei: “Maar wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, doet struikelen, het zou beter voor hem geweest zijn dat een molensteen aan zijn hals gehangen was en hij in de diepte van de zee gezonken was.”
    2. Jezus zei ook dat ik voor mezélf een struikelblok kan zijn, door een onheilige handel en wandel, en door mijn eigen lust en begeerten de vrije loop te laten gaan.
    3. Tot slot zagen wij dat wij elkaar niet mogen verachten, vooral niet degenen die afdwalen.
      1. Juist omdat de hemel en de engelen er alles aan doen om een christen te helpen om een christen te zijn, mogen wij elkaar niet verachten.
      2. Juist omdat Jezus zo ver gegaan is om onze broers en zussen te redden mogen wij hen niet verachten.
        1. In plaats van het verachten van een broer of zus, horen wij, zoals de Goede Herder dat doet, de afge-dwaalde schaap terug naar de kudde te helpen.
Vanmorgen gaan we verder met dit thema, alleen nu krijgen we te maken met wat er van mij, van jou, van ons verwacht wordt wanneer een broeder of zuster tegen jou zondigt. Dit kan een broeder of zuster zijn die wel of niet afgedwaald is. Hoe dan ook, God wil dat wij er iets mee doen. Lees Mattheüs 18:15-35